Gods trouw
Genesis 6:9
„Noach was een rechtvaardig, oprecht man, in zijn geslachten. Noach wandelde met God.”
Waarom worden er te midden van een vervallen geslacht altijd enigen, hoewel, het zijn er weinigen, in hun oprechtheid staande gehouden? Wel, zij blijven staan door Gods trouw in Zijn belofte. „Op deze petra (rots) zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen hetzelve niet overweldigen” (Matth. 16:18). De poorten van de hel mogen de Kerk aanvallen en kunnen het zeer ver brengen op de weg naar de overwinning, maar ze kunnen haar nooit geheel overweldigen. De wateren mogen tot de lippen komen, maar zullen de Kerk nooit over het hoofd gaan. Christus is altijd in hun midden. Hoewel zij die Hem aankleven weinig in getal mogen zijn, er zullen er toch altijd enkelen overblijven. God wil ook in een afvallig geslacht niet zonder getuigen zijn, die de afvalligen veroordelen.
Zo’n getuige voor God was Noach tegen de oude wereld. Hij veroordeelde de toen levende mensheid door zijn wandel en door zijn preken. Dit is een kenmerk van allen die in een tijd van verval de Heere en Zijn weg blijven aanhangen. „Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de Heere” (Jes. 43:10). „Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich in strijd tegen hen” (Spr. 28:4). Daarom houdt God hen staande om hun werk te doen. God bewaart sommigen om de kracht van Zijn genade zeer heerlijk te doen uitkomen.
Thomas Boston, predikant te Ettrick
(The whole works, 1848)