„Soms moeten we leuren met zedendelinquenten”
RIJSWIJK (ANP). Het Openbaar Ministerie zegt in „een beperkt aantal zaken per jaar” problemen te ondervinden met de huisvesting van voorwaardelijk in vrijheid gestelde delinquenten.
Van de 1100 zaken per jaar leidt dat in zo’n vijf gevallen tot maatschappelijk rumoer, becijfert Han Moraal, landelijk hoofdadvocaat-generaal bij het OM en belast met de voorwaardelijke invrijheidsstellingen.
Hoe kan worden voorkomen dat bij elk incident rond re-integratie van pedoseksuelen maatschappelijk protest ontstaat?
Moraal: „We hebben in de zaak rond Benno L. in Leiden niet voor het eerst met dit probleem te maken. Bijna altijd gaat het om pedoseksuelen. Het wordt daarom tijd afspraken te maken met gemeenten. Dit voorjaar spreken we hierover. Ook de VNG erkent het probleem. Daarom wil ik mij nu nog niet uitlaten over oplossingsrichtingen.”
Kan de samenleving voldoende vertrouwen op toezicht op pedoseksuelen?
Moraal: „We kunnen het risico op herhaling nooit helemaal uitsluiten, helaas. We doen er alles aan de risico’s zo klein mogelijk te maken. Wanneer iemand denkt dat garanties te geven zijn, dan kan ik zeggen dat dat niet zo is. Wel wordt zorgvuldig en op maat omgegaan met de voorwaardelijke invrijheidsstellingen, zeker als het om pedoseksuelen gaat. Zo hebben het gevangenispersoneel en de reclassering bijvoorbeeld een inschatting kunnen maken van het herhalingsrisico. Het OM stelt vervolgens de bijzondere voorwaarden op bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling. De reclassering is belast met het toezicht op de naleving van deze voorwaarden, zo nodig samen met de politie.”
Hoe wordt dat toezicht landelijk gecontroleerd?
Moraal: „De voorwaardelijk in vrijheid gestelde delinquent krijgt meestal allerlei geboden en verboden opgelegd, zoals bijvoorbeeld een gebiedsverbod voor plaatsen waar slachtoffers wonen. Er gelden soms voorwaarden voor alcohol- of drugsgebruik. De reclassering houdt aan de hand van bijvoorbeeld een enkelband centraal de GPS-bewegingen van de desbetreffende persoon in de gaten. Van de 1100 voorwaardelijke invrijheidsstellingen gaan we jaarlijks ruim 200 keer naar de rechter, omdat waarschuwingen of aanpassing van de voorwaarden niet hebben geholpen, nadat de voorwaarden zijn overtreden. De rechter neemt dan een beslissing om iemand weer tijdelijk terug te plaatsen in de gevangenis.”
Leidt huisvesting na een voorwaardelijke invrijheidsstelling altijd tot problemen?
Moraal: „Nee, meestal gaat het redelijk goed. Alleen bij pedoseksuelen - zeker die zaken die in de publiciteit zijn geweest en dus een high profile hebben - komt het regelmatig voor. Ik moet dan leuren bij gemeentes om huisvesting te regelen. Dan gaat het wel om een beperkt aantal gevallen per jaar.”
Heeft u begrip voor de verontrusting onder ouders en buurtbewoners in Leiden?
Moraal: „Uiteraard begrijp ik de emoties en gevoelens van onrust. Maar omgekeerd vraag ik ook om begrip van de samenleving voor de veroordeelden. Zij hebben geen levenslang gekregen. Zij moeten na hun straf een plek kunnen vinden in de samenleving. Daarbij worden ze zwaar begeleid en gecontroleerd. In veel gevallen gaat dat gelukkig goed.”