Fries Godgeleerd Gezelschap leverde verschillende hoogleraren
LEEUWARDEN. Een leverancier van hoogleraren was het Fries Godgeleerd Gezelschap: maar liefst 35 leden kregen de hoogleraarstitel. Vrijdag vierde het in Leeuwarden zijn 175-jarig jubileum. Een irenisch gezelschap dat de grenzen ook buiten de theologie verlegde.
De viering had plaats met een symposium over de betekenis van theologie in het publieke domein. Sprekers waren bisschop De Korte, prof. dr. Ed Noort en prof. dr. Henk de Roest. Tijdens de dag werd een jubileumboek gepresenteerd van oud-lid en oud-secretaris dr. Jan Dirk Wassenaar, onder de titel ”Het Fries Godgeleerd Gezelschap 1838-2013. „Zooal geen unicum, toch een zeldzaam instituut”” (Leeuwarden, Fryske Akademy).
Godsdienstkennis
Het Fries Godgeleerd Gezelschap (FGG) werd op 19 oktober 1838 in Leeuwarden opgericht door zeven jonge hervormde predikanten. Doel was de beoefening van de theologische wetenschap. Artikel 1 van het eerste reglement luidde: „Het doel van het gezelschap is om gemeenschappelijk te streven naar eene grondige Christelijke godsdienstkennis, ten einde daardoor onze heilige bestemming vruchtbaarder te maken voor de gemeente des Heeren.”
De start van het FGG kan gezien worden tegen de algemene achtergrond van de genootschapscultuur die in de achttiende eeuw ontstond en in de negentiende eeuw tot bloei kwam. In het verlichte Nederland werden allerlei verenigingen en gezelschappen, maatschappijen en sociëteiten opgericht.
Alleen hervormde predikanten konden lid van het Fries Godgeleerd Gezelschap worden. De kleur van het gezelschap was van meet af aan gestempeld door de Groninger richting, genoemd naar theologen van de Groninger theologische faculteit. Deze stond een irenische Bijbelse theologie voor die zich tussen gereformeerde orthodoxie en modernisme (de toen geheten vrijzinnigheid) bevond.
Vrijzinnigen werden niet toegelaten, integendeel, er werd zelfs met zorg over de „moderne richting” gesproken. Maar in 1863 deed toch de eerste moderne predikant zijn intrede. Gaandeweg verbreedde zich –tot in de twintigste eeuw– het gezelschap naar doopsgezinden, luthersen, remonstranten, gereformeerden en rooms-katholieken. De meeste leden van het gezelschap verdienden hun sporen op wetenschappelijk terrein. Naast de 35 hoogleraren die het gezelschap opleverde, heeft het aantal gepromoveerde FGG-leden altijd beduidend hoger gelegen dan het landelijke gemiddelde bij predikanten.
Bijbelonderzoek
Het gezelschap komt nog steeds (sinds de oprichting) op de eerste vrijdag van de maand in Leeuwarden bijeen. Lid worden kan alleen op uitnodiging en als men in Friesland woont. Mensen kunnen zich dus niet aanmelden. Aan het einde van de twintigste eeuw kwamen ook niet-theologen de gelederen versterken. Niet alleen theologische vraagstukken werden aan de orde gesteld, ook bredere kerkelijke, wijsgerige en maatschappelijke onderwerpen kregen aandacht, aldus dr. Wassenaar.
De leden van het FGG hebben zich vooral op het Bijbelonderzoek gericht. In de begintijd was dat volgens Wassenaar eenzijdig het Nieuwe Testament, vooral het evangelie van Johannes. Dat deed men in het bijzonder met het oog op de christologie. „Dikwijls werden er onderwerpen aan de orde gesteld die gevoelig lagen tussen evangelischen en modernen. Dat gold onder meer de opstanding van Jezus, waarmee het FGG trouwens in de pas liep met de actuele discussie in die dagen.”
Sinds 1863 werd er stevig van gedachten gewisseld over onderwerpen waarin de Groningers principieel van mening verschilden met hun moderne gezelschapsgenoten: de Schriftkritiek, de vraag of er wonderen kunnen plaatsvinden, de persoon van Jezus Christus, de historiciteit van Zijn opstanding en de verschijningen daarna. De Bijbel werd breed geïnterpreteerd, zo blijkt uit de bundel. Niet alleen de historisch-kritische en de godsdiensthistorische benadering werd gehuldigd, ook methodes van ”structuuranalyse” of ”literaire analyse” werden beoefend.
Preken
Na de Tweede Wereldoorlog kwam het Oude Testament meer in beeld, alsmede de Joodse visie op Jezus. Gedurende de geschiedenis van het FGG zijn er niet alleen talloze exegetische verhandelingen gehouden, er werden ook veel preekschetsen dan wel preken geleverd. Vanaf 1988 kwam daar de klad in.
Van een kerkelijke richtingenstrijd in het FGG kan niet gesproken worden, ook niet in verband met de Doleantie eind negentiende eeuw. Wel waren er gesprekken tussen de richtingen (later modaliteiten geheten). Zo deelden in de periode van rond 1860 tot 1876 evangelischen en modernen hun inzichten, in het tijdvak van 1945 tot 1962 waren dat vrijzinnigen en rechtzinnigen.
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was de katholiciteit van de kerk een brandende kwestie en werden oecumenische ontwikkelingen besproken. „Later nam de belangstelling daarvoor sterk af. Alleen Samen op Weg vermocht de leden nog te interesseren”, aldus dr. Wassenaar.
Glorie
Enkele decennia na de oprichting moest een geschiedschrijver vaststellen dat de glorie van de dogmatiek als wetenschap was verdwenen en haar oude positie nooit meer zou heroveren. „Leerstellige vraagstukken bleven tot 2013 wel in de belangstelling maar meer door actuele vraagstellingen bepaald dan dat er klassiek-dogmatische verhandelingen werden gehouden. De interesse voor de voorvragen in de theologie dan wel godsdienstwijsgerige kwesties is vrij constant gebleven”, aldus dr. Wassenaar.