Werken aan preventie misbruik in kerkelijk jeugdwerk
Crèche, kinderclub, jeugdwerk en catechese. Hoe veilig is het als kinderen en jongeren, vaak begeleid door vrijwilligers, in de kerk bij elkaar komen? „Als je pedofiel bent en je wílt kwaad, heb je in de kerk vrij spel. Je kunt zo aan de slag in het jeugdwerk en er is geen toezicht”, zegt kinderwerker Reinier Sanders. Een 11-stappenplan helpt kerken serieus werk te maken van preventie.
Zet het onderwerp op de agenda, stel omgangsregels vast, voer een gedragscode in. Het zijn enkele concrete punten uit het stappenplan Veilig Jeugdwerk dat maandag verschijnt. Het is een uitgave van het Meldpunt Misbruik in kerkelijke relaties, uitgaande van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK).
Het plan is voor een groot deel gebaseerd op een document van het project ”In veilige handen” van de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV), dat in eerste instantie werd bewerkt door de protestantse jongerenorganisatie JOP. Daarna werd het toegespitst op de situatie in de drie kerken die bij het meldpunt zijn aangesloten. Na de presentatie maandag wordt het op vier regionale avonden geïntroduceerd voor kerkenraden en betrokkenen bij het jeugdwerk.
Drs. Ad Heystek, onder meer gemeentebegeleider bij het Meldpunt Misbruik, en Reinier Sanders, kinderwerker en bureaucoördinator van de Christelijke Gereformeerde Jeugdwerk Organisatie (CGJO), zijn nauw bij het initiatief betrokken. In 2009 kreeg Sanders een uitnodiging voor een conferentie over veilig jeugdwerk, georganiseerd door de NOV en het landelijke kennisinstituut Movisie. Hij aarzelde of hij zich zou aanmelden. „Tot ik me realiseerde dat ik in mijn omgeving enkele gevallen van seksueel misbruik kende. Het gaat de kerk niet voorbij.”
Tijdens de conferentie ontmoette hij weinig deelnemers uit christelijke kring. Organisaties zoals scoutingclubs en sportverenigingen waren op grotere schaal vertegenwoordigd. Aan het eind van de bijeenkomst ondertekenden de deelnemers een intentieverklaring om zich in te spannen voor preventie van seksueel misbruik.
Sanders zocht contact met Heystek, die binnen de CGK al jarenlang betrokken is bij de thematiek van misbruik in kerkelijke relaties. „Mijn vraag was hoe we de veiligheid in het kerkelijk jeugdwerk kunnen bevorderen.”
Heystek: „Met het meldpunt waren we vooral bezig aan de achterkant van het probleem, terwijl preventie natuurlijk heel belangrijk is. Daaraan wilden we meer aandacht besteden. Tot dan toe waren er alleen enkele publicaties over verschenen en kreeg het aandacht in de opleiding voor predikanten en kerkelijk werkers.”
Onbeschermd terrein
In 2010 zorgde de Amsterdamse zedenzaak rond Robert M., die tientallen kinderen in een dagverblijf misbruikte, voor een grote schokgolf. Het zette Sanders en Heystek extra aan het denken. Heystek: „In het onderwijs en de gezondheidszorg bestaan protocollen rond preventie. Het kerkelijk jeugdwerk is zo’n beetje het laatste onbeschermde terrein.”
Sanders aarzelt niet de situatie scherp neer te zetten. „Als je pedofiel bent en je wílt kwaad, heb je in de kerk vrij spel. Je kunt zo aan de slag in het jeugdwerk en er is geen toezicht. Er is altijd een tekort aan jeugdleiders. Als iemand met een natuurlijke aantrekkingskracht op kinderen of jongeren zich daarvoor meldt, zijn we blij.” Heystek: „We geven dat bovendien een geestelijke lading: Hij heeft er gaven voor.”
Sanders hoopt dat er een brede bewustwording op gang komt, die ertoe leidt dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het jeugdwerk met elke nieuwe vrijwilliger een gesprek aangaan. „Wie ben je? En hoe ervaar je God en Jezus in je geloofsleven?”
Controlesysteem
Sanders en Heystek beseffen dat de kans klein is dat zo’n gesprek aan het licht brengt dat iemand mogelijk de neiging heeft tot grensoverschrijdend gedrag. Daarom bepleiten ze ook het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), die aangeeft dat iemand niet veroordeeld is geweest vanwege kindermisbruik.
Zo’n VOG zou verplicht moeten zijn voor professionals in het kerkelijk kinder- en jongerenwerk. „Het gaat dan om iedereen die in dienst is van de kerk en een vertrouwensrelatie met minderjarigen heeft, zoals jeugdwerkers, catecheten en misschien ook kosters”, zegt Sanders.
Het stappenplan adviseert ook vrijwilligers in het jeugdwerk om een VOG te vragen. Heystek: „We hebben daar lang over geaarzeld. In de kerk zijn mensen bezig uit liefde tot God en de naaste. Moet je dan een heel controlesysteem opzetten? Maar blijkbaar leven we in een tijd van seksualisering die extra gevaren meebrengt. Daarom is het vragen om een VOG niet overdreven. Daarmee maak je als kerk ook duidelijk dat je actief bezig bent met veilig jeugdwerk.”
Een VOG sluit misstanden niet uit, maar is volgens de opstellers van het stappenplan een schakel in een brede preventieve aanpak. Sanders: „Je voorkomt er in ieder geval mee dat iemand die wegens misbruik is veroordeeld en daarna verhuist, in een andere kerkelijke gemeente zo weer aan de slag kan gaan in het jeugdwerk.”
Sanders noemt niet alleen het jongerenwerk, maar ook de kinderoppas tijdens kerkdiensten. „Wie gaat daar met mijn 3-jarige zoontje naar het toilet? Bij de oppas zitten nogal eens jongeren die op een leeftijd zijn waarop ze soms seksueel gaan experimenteren. Daarmee zeg ik niet dat er in elke puber een gevaar schuilt, maar het gaat erom dat we ons bewust zijn van mogelijke risico’s.”
Vastgestelde gedragsregels kunnen daarbij volgens Sanders een belangrijke rol spelen. „Bijvoorbeeld: als je met een kind naar het toilet gaat, laat je de deur open. Wanneer dat niet gebeurt, kan een hoofdoppasser iemand erop aanspreken.”
Open ruimtes
Het stappenplan besteedt ook aandacht aan de inrichting van het kerkgebouw. Sanders: „Een rondgang door kerkelijk Nederland leert dat we kinderen vaak wegstoppen achter dichte deuren, in ruimtes zonder ramen. Wat gebeurt er achter die deuren? Heel veel goeds. Maar zorg voor openheid, transparantie.”
Sanders wijst erop dat „nieuwe schoolgebouwen allemaal veel ramen hebben. Dat is niet voor niets. Daarmee ontstaat sociale controle van mensen die langslopen. Dit is ook van belang als een jeugdleider bijvoorbeeld in gesprek is met een puber die met allerlei dilemma’s worstelt.”
In hoeverre staan kerken open voor dergelijke maatregelen?
Heystek: „Het is niet zo dat preventie vanzelf aandacht krijgt. Tenzij er iets heel erg fout is gegaan in een gemeente. Dan schiet men vaak in een kramp. Beter is het om in vredestijd na te denken over oorlog en dus aan preventie te doen zonder dat een misbruiksituatie de aanleiding vormt.”
Sanders: „Op veel andere plaatsen, bijvoorbeeld bij voetbalclubs, is dat heel gewoon. Misschien vinden we het in de kerk lastiger omdat we ervan uitgaan dat we allemaal dezelfde normen en waarden hebben. Maar maak die dan gewoon bespreekbaar.”
Heystek: „Ik denk dat de tijd er rijp voor is. De belangstelling voor de vier informatieavonden over het stappenplan is groot. We krijgen veel positieve respons.”
Wat moet een gemeente die met veilig jeugdwerk aan de slag wil als eerste doen?
Sanders: „Zet het op de agenda van de kerkenraad. Daar wordt het beleid gemaakt en ligt de bestuurlijke en herderlijke verantwoordelijkheid. Van daaruit kunnen zaken worden uitgewerkt en kan het thema in verschillende geledingen aandacht krijgen.”
Heystek: „Bij de uitvoering ligt vooral een taak voor jeugdouderlingen en -consulenten. Als een gemeente een vertrouwenspersoon heeft, zal die er ook bij betrokken worden. Wel moet een kerkenraad toezicht houden en ervoor zorgen dat er een evaluatie plaatsheeft.”
Wat is de kern van het stappenplan?
Heystek: „Het belangrijkste is bewustwording. De map biedt vervolgens allerlei zaken die uitgewerkt kunnen worden, zoals het aanstellen van vertrouwenspersonen en het gebruikmaken van een klachtenregeling. Het is geen kant-en-klaar draaiboek, waarin staat: Zo moet je het doen. Het is een overzicht van mogelijkheden en tips waarmee kerken aan het werk kunnen.”
Zou elke kerk alle elf stappen moeten doorlopen of kan iedere gemeente haar eigen keus maken?
Sanders: „Alle stappen zijn voor elke gemeente van belang. Maar als een gemeente bijvoorbeeld al een vertrouwenspersoon heeft, kan ze dat onderdeel overslaan. Het gaat er niet om zo snel mogelijk door het stappenplan heen te gaan. Belangrijk is de tijd te nemen om het zorgvuldig te doen en regels niet van bovenaf op te leggen, maar bespreekbaar te maken en zo draagvlak te creëren.”
Welke valkuil ziet u als een kerk dit thema oppakt?
Sanders: „Een valkuil is dat een gemeente de map doorbladert, besluit betrokkenen een VOG te laten aanvragen en denkt daarmee klaar te zijn. Je moet je er niet te gemakkelijk van afmaken. Het gaat erom samen na te denken over de thematiek. Dat is iets anders dan even een voorbeeldgedragscode kopiëren.”
Heystek: „Een risico is ook niets te doen, vanuit het idee: Het komt bij ons niet voor. Die gedachte wordt minder, maar de vraag is of iedereen het belang van preventie voldoende inziet. Als het om woningbrand gaat, kunnen we makkelijk zeggen: Dat kan iedereen overkomen, terwijl we er intussen van uitgaan dat het bij ons niet zal gebeuren. Het is nodig écht het belang van preventie in te zien.”
Sanders: „We hebben niet de illusie dat het jeugdwerk met dit stappenplan 100 procent veilig wordt, maar er ligt in ieder geval veel binnen handbereik om de veiligheid verder te vergroten.”
Stappenplan
Het stappenplan Veilig Jeugdwerk biedt kerken met elf concrete punten handvatten voor preventie van seksueel misbruik. Twee voorbeelden.
Stel omgangsregels vast. Doe dit samen met gemeenteleden, ook jongeren en kinderen. Omgangsregels gaan over een respectvolle omgang met elkaar. Hierin geef je aan welk gedrag je (niet) wenst. (…) De omgangsregels bevatten ook regels over fysieke omgang en seksuele gedragingen.
Voer een gedragscode in. Het gaat erom dat men in het jeugdwerk de grenzen van minderjarigen respecteert en let op zowel verbale als non-verbale signalen. Ieder kind heeft het recht om niet aangeraakt te willen worden, ook als het contact goed bedoeld is.