Waarden en normen
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) presenteerde vanmorgen zijn rapport over waarden en normen. Een jaar geleden kreeg de raad deze opdracht van het kabinet.Voor de samenstellers van het rapport en ook voor het thema zelf is het jammer dat deze presentatie in het nieuws van vandaag wordt weggedrukt door de op zich heugelijke geboorte van een prinsesje. Bovendien staat de nationale politiek inmiddels in het teken van de financiële problematiek. Hoe verdelen we de pijn en hoe voorkomen we dat ons begrotingstekort oploopt tot boven de 3 procent?
Toch blijft de bezinning over normen en waarden van belang, al moeten we daar in de huidige omstandigheden geen wonderen van verwachten. Van een terugkeer naar Gods Woord als de enige gezaghebbende bron van waarden en normen is immers geen sprake.
In zijn rapport onderscheidt de WRR twee probleemgebieden. In hoeverre is er in onze multiculturele samenleving nog sprake van gemeenschappelijke waarden en normen en hoe moeten we omgaan met de talloze vormen van normoverschrijdend gedrag? In het laatste geval staat niet zozeer de norm ter discussie, maar is het probleem dat veel mensen zich daar in de praktijk niet aan houden.
Agressief gedrag komt vooral voor bij jonge mannen tussen de 15 en de 30 jaar. Relatief veel van hen zijn afkomstig uit emigrantenmilieus. Volgens de WRR is hun gedrag toe te schrijven aan het feit dat zij op een andere manier geen erkenning kunnen vinden in de maatschappij.
Dat laatste is zeker een belangrijk gezichtspunt. Het is altijd van groot belang om mensen die zich misdragen hebben, aantrekkelijke alternatieven te bieden. Dat verkleint de kans dat ze terugvallen in hun oude gedrag.
Evenzo is het van wezenlijk belang dat mensen van jongs af aan wordt bijgebracht wat mag en wat niet mag. Die normen moeten verinnerlijkt worden, zodat hun geweten zegt dat je je zo wel en zo niet hoort te gedragen.
Dat proces van gewetensvorming moet ondersteund worden met sancties. Wie zich (structureel) niet aan de regels houdt, moet gestraft worden, terwijl goed gedrag positieve gevolgen dient te hebben.
Dat zijn simpele regels, maar we moeten wel constateren dat die de laatste decennia verwaarloosd zijn. Als allochtone jongeren zien dat je in de drugshandel stukken meer kunt verdienen dan in de supermarkt, als zwartrijders merken dat ze zelden of nooit gecontroleerd worden, als winkeldiefstal blijkt te lonen, dan hoeft men zich niet te verbazen dat velen voor die alternatieven kiezen. Dat zal zeker het geval zijn wanneer hun thuis, op school of in de kerk nooit of in ieder geval onvoldoende is bijgebracht dat je niet mag stelen, niet oneerlijk mag zijn en je je buiten de drugshandel moet houden.
Het andere probleemveld is de pluriformiteit in waarden en normen. Ook dat valt niet te ontkennen. De volop geseculariseerde Nederlander leeft vanuit andere waarden en normen dan zij voor wie de Bijbel het laatste woord heeft. En grote groepen allochtonen in ons land, moslims en hindoes, hanteren nog weer andere waardepatronen.
In een samenleving is echter een zekere gemeenschappelijkheid van waarden en normen noodzakelijk of in ieder geval zeer gewenst. Persoonlijke vrijheid en gelijkheid ziet de WRR als de centrale waarden van onze samenleving. Die vormen een gemeenschappelijke basis. Dat zijn waarden die onveranderd hooggehouden worden.
Of dat echter voor alle segmenten van de samenleving geldt, is zeer de vraag. Naar bijbelse maatstaven hebben persoonlijke vrijheid en gelijkheid lang niet die centrale waarde die ze in onze geseculariseerde cultuur hebben. De concrete uitwerking daarvan in de antidiscriminatiewetgeving of het homohuwelijk stuit bij orthodoxe christenen juist op grote bezwaren.