Geloofsverschijning
Johannes 14:1a
„Uw hart worde niet ontroerd…”
Zoals het ging na de opstanding van Jezus, zo gaat het ook nu nog in Zijn verschijning aan de ziel. De Heere openbaarde Zich niet tegelijk aan al Zijn vrienden, maar eerst aan Maria Magdalena, toen aan Petrus en aan de Emmaüsgangers, daarna aan de twaalven, toen aan meer dan 500 broeders tegelijk en uiteindelijk ook aan Paulus, als een ontijdig geborene (1 Kor. 15:6).
Zoals het toen ging in het lichamelijk zien van Jezus Christus, zo gaat het ook in het geestelijk zien en in het bijzonder in het gebruiken van de heilige sacramenten. De Moorman was nog maar net gedoopt of hij reisde vrolijk zijn weg en voelde de troost van het sacrament (Hand. 8:38).
Zo ervoeren de Joden het bij het houden van het Pascha (2 Kron. 30:25, 26). Zij verblijdden zich en God gaf hun grote vrolijkheid.
Zo lezen wij ook bij de breking van het brood in de tijd van de apostelen (Hand. 2:46): „en dagelijks bij elkaar in de tempel volhardende en van huis tot huis brood brekende, aten zij samen met verheuging en eenvoudigheid van het hart.”
Zo komt de Heere Jezus soms zeer spoedig tot de Zijnen en spreekt woorden van troost tot hen bij het sacrament: „Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij” (Joh. 14:1). „Wees goedsmoeds” (Matth. 14:27). „Wees niet bevreesd” (Hand. 18:9).
Simon Simonides, predikant te ’s-Gravenhage
(”Leidsman der zwakken aan des Heeren heilige tafel”, 1666)