De schietpartij deed veel stof opwaaien en was aanleiding voor de rechter-commissaris om een reconstructie te laten maken van de gebeurtenis op 15 juni. Op basis hiervan en aan de hand van getuigenverklaringen kwam naar voren dat de verdachte en zijn slachtoffer al lange tijd een conflict hadden.

Volgens justitie bleek uit getuigenverklaringen dat het slachtoffer als eerste schoot en in elk geval twee kogels afvuurde op O., waarna hij wegrende. Ooggetuigen verklaarden dat O. vervolgens achter de 26-jarige man aan ging en ook een vuurwapen trok. Ooggetuigen zeiden dat de verdachte een professionele houding aannam en rustig ging staan om gericht te kunnen schieten.

De verdachte, die zichzelf enkele dagen na de schietpartij meldde bij de politie, zei dat hij uit noodweer had gehandeld. Maar volgens justitie was hiervan geen sprake meer, omdat de rollen waren omgedraaid en O. in de tegenaanval was gegaan. Justitie verwijt hem ook dat hij in het bezit was van een vuurwapen.

De rechter doet 17 februari uitspraak.