Muziek

Zingen (z)onder ambtelijk toezicht

Terwijl gemeentekoren nogal eens te lijden hebben onder een dalend aantal leden, schieten her en der de zelfstandige koren of projectgroepen als paddenstoelen uit de grond. Vaak met succes: aan zangers geen gebrek. Er leven echter ook bezwaren tegen dergelijke ‘vrije’ koren. „Ambtelijk toezicht blijkt toch noodzakelijk.”

3 February 2014 09:43Gewijzigd op 15 November 2020 08:36
Beeld Erik Kottier
Beeld Erik Kottier

De zorg over de „wildgroei aan gelegenheidskoren” kwam vorig najaar tijdens de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten in Utrecht aan de orde. Ds. C. J. Meeuse, voorzitter van het deputaatschap KGJO (kerk, gezin, jeugd en onderwijs), stelde dat bij dergelijke koren de kerkelijke binding en het ambtelijk toezicht worden gemist. „De synode steunt zijn oproep om te blijven bij onze ‘eigen’ koren”, aldus het verslag in De Saambinder.

De zorg die op de synode werd geuit, is de zorg van de Bond van Zangverenigingen der Gereformeerde Gemeenten (BZGG), zegt voorzitter Zier Verheij uit Scheveningen. Bij de bond, die al ruim 65 jaar bestaat, zijn zo’n 155 koren aangesloten. Vanouds heeft de bond als regel dat koren die aangesloten willen zijn, vallen onder de verantwoordelijkheid van een kerkenraad van een gereformeerde gemeente of een oud gereformeerde gemeente. Koren uit andere kerkverbanden zijn weliswaar welkom, maar moeten dan een naburige kerkenraad van een (oud) gereformeerde gemeente vragen zich verantwoordelijk te stellen voor het koor. Zo zijn ook het christelijke gereformeerde jongerenkoor Jigdaljahu uit Barendrecht en het gemengde koor Psalmzingt den Heere van de hersteld hervormde gemeente van Waarder lid van de zangbond.

Naast de ‘bondskoren’ zijn er binnen de gereformeerde gezindte echter tal van koren die een zelfstandig bestuur hebben en alleen aan de leden verantwoording hoeven af te leggen. Projectkoren, gelegenheidskoren, mannenensembles, meisjesgroepen, vocale ensembles, reiskoren: alle vormen zijn denkbaar. Ook leden van de Gereformeerde Gemeenten participeren volop in deze ”vrije koren”. Soms worden de bestaande gemeentekoren door de nieuwe initiatieven zelfs ‘leeggezogen’.

Pijn

Verheij begrijpt wel waarom mensen voor bijvoorbeeld een projectkoor kiezen. „Het is van deze tijd dat mensen zich niet meer willen binden. Ze vinden het leuk om te zingen en doen graag mee met een bepaald project, maar zijn er daarna weer van af. Overigens hebben wij in Scheveningen toen ons koor onlangs 55 jaar bestond ook gewerkt met projectleden. Mensen die het koor versterkten om het oratorium ”Schepping” van Johan Bredewout te kunnen uitvoeren. Daar is niets mis mee. Sterker nog, het functioneerde als een vorm van ledenwerving.”

De pijn zit ’m vooral bij koren die niet onder toezicht van een kerkenraad staan en intussen wel in eigen kring opereren, vaak ten bate van goede doelen, zegt de BZGG-voorzitter. „Het komt voor dat een dirigent of een bestuur in problemen komt met een kerkenraad omdat die het repertoire niet goedkeurt. Men komt er niet uit en besluit dan maar zelfstandig verder te gaan. Als een dirigent geliefd is, zal hij het grootste deel van de koorleden meenemen. Vervolgens kan zo’n koor allerlei uitvoeringen geven en wordt er gecollecteerd voor onze eigen doelen, terwijl je het soms met wat er gezongen wordt eigenlijk niet eens kunt zijn.”

Verheij kent het voorbeeld van een groot eindejaarsconcert in De Doelen met grote samengestelde koren en een keur aan solisten, waarbij een predikant van de Gereformeerde Gemeenten de meditatie verzorgt. „Je begrijpt dat we daar niet zo achter staan. Maar het is natuurlijk ontzettend moeilijk om daar als BZGG iets tegen te doen.” De bond zou het op prijs stellen als predikanten en kerkenraden daar niet aan zouden meewerken. „Zij zorgen ervoor dat dit kan gebeuren. Kerkenraden stellen vaak hun kerkgebouw ter beschikking, predikanten verzorgen de meditatie.”

De BZGG kan zichzelf ook wel wat verwijten, erkent Verheij. „Lange tijd hebben we een imagoprobleem gehad. Ik ben vijf jaar geleden in het bestuur gekomen en ben nu drie jaar voorzitter. Ik merkte dat de bond altijd een beetje een starre organisatie is geweest. Zo waren leden verplicht om aan de gezamenlijke zangavonden mee te doen. Er zijn koren die daardoor hun lidmaatschap hebben opgezegd. Neem het Noordermannenkoor uit Rijssen, dat wel degelijk onder toezicht van een kerkenraad staat. Dat wilde die verplichting niet hebben en heeft daarom indertijd het lidmaatschap van onze bond opgezegd. Sinds vorig jaar heeft de BZGG echter een geheel nieuwe organisatie gekregen. Ik hoop dat dat ervoor zorgt dat de bond opnieuw gaat leven voor de koren en dat we het Noordermannenkoor, als oudste mannenkoor van de Gereformeerde Gemeenten, weer als lid mogen begroeten.”

Commercialisering

Ds. Meeuse, die de kwestie op de synode aanhangig maakte, benadrukt dat het fijn is als mensen in hun vrije tijd willen zingen. „We moeten het zingen proberen te bevorderen, in huis en buitenshuis.” Ook kunnen er wat hem betreft gelegenheidskoren zijn, met het oog op een goed doel. „Onze jeugdbond maakt daar al lange tijd gebruik van.”

Hij signaleert echter dat organisten en dirigenten het organiseren van zangavonden lijken te gaan overnemen van bestaande verenigingen of commissies. „Er worden dan meteen een toegangsprijs en een goed doel aan gekoppeld. Dat brengt een commercialisering van zang- en orgelavonden met zich mee die een bedreiging vormt voor de bestaande kerkelijke zangverenigingen.”

De predikant van de gereformeerde gemeente in Goes begrijpt dat dirigenten, organisten en reisorganisaties zoeken naar inkomsten. „Maar er zit veel commercie tussen, bijvoorbeeld bij de reizende koren. Voor mij is het een vraag of je een verlangen om van God en Zijn dienst te zingen moet combineren met zulke reizen, maar dat laat ik voor de zangers. Ik denk dat de eenvoudige zanglustigen de grootste betrokkenheid hebben op de inhoud van de verzen die ze zingen.”

Ambtelijk toezicht op wat de koren doen, vindt hij belangrijk. „Arius heeft in zijn tijd al zangkoren misbruikt om zijn ketterse gedachten ingang te doen vinden. Het is merkwaardig dat er steeds weer een neiging is om een remonstrants sentiment te zoeken. Ambtsdragers die de liederen moeten keuren, hebben daar vaak veel mee te stellen. Ambtelijk toezicht blijkt vaak noodzakelijk te zijn. Als het afwezig is, wordt er nogal eens iets ten gehore gebracht wat in strijd is met onze belijdenis.” Ook gelegenheidskoren zouden verantwoording moeten afleggen. „Het is misschien het beste dat een gelegenheidskoor, als het er moet zijn, door een kerkelijke organisatie in het leven wordt geroepen en zo ook onder kerkelijk toezicht staat.”

Beknellend

De praktijk wijst uit dat dirigenten en koorbesturen het toezicht door een kerkenraad nogal eens als remmend en beknellend ervaren. Muziek wordt afgekeurd, een piano is niet toegestaan, een fluit mag wel meespelen maar een viool niet. Daarbij zijn er grote verschillen tussen kerkenraden onderling. Terwijl in de ene gemeente alles wat de BZGG uitgeeft mag worden gezongen, keurt een andere kerkenraad een deel van die muziek af.

Kan er bij kerkenraden ook een taak liggen om zich nog eens te bezinnen op hun standpunten? Ds. Meeuse: „Laat een koor alleen liederen aanbieden die in overeenstemming zijn met onze belijdenis, dat zou een verlichting zijn voor kerkenraden. En wat de instrumenten betreft: er zijn inderdaad verschillen tussen wat kerkenraden aan instrumenten toelaten. De argumentatie waarom het ene wel mag en het andere niet, is niet altijd even duidelijk. Drie van mijn kinderen spelen harp. In verschillende gemeenten mochten ze dat ook bij uitvoeringen doen. Het is ook weleens gebeurd dat een kerkenraad dat niet goed vond. Ik weet dus van nabij wat dit betekent. Maar dit heeft nooit tot boosheid of een zich afkeren van de gemeente geleid.”

Vaak hebben de bezwaren te maken met het soort muziek dat erop gespeeld wordt, aldus de predikant. „Een gitaar wordt dan vereenzelvigd met moderne muziek die men niet in de kerk wil horen. Van het verbod op een viool heb ik overigens nooit gehoord. De piano is in opmars, konden we onlangs lezen. Ik begrijp de vraag of kerkenraden zich hierop eens zouden willen bezinnen. Die bezinning heb ik overigens verschillende keren meegemaakt. Die leidt altijd tot een stemming en wat de meerderheid daarna wil, wordt besloten. Kerkenraden mag je vragen begrip te hebben voor de vraag naar instrumenten, maar de koren moeten ook begrip hebben voor de kerkenraden die beducht zijn voor mensverheerlijkende concerten of het afglijden naar wereldse muziek. Het moet blijven gaan om stichtelijke zang en muziek.”

Ds. Meeuse doet ook een oproep aan de dirigenten binnen de Gereformeerde Gemeenten. „Ik zou ze willen vragen alleen koren te dirigeren die onder kerkelijk toezicht staan.” Daarnaast zou hij graag zien dat „de commercialisering van de zangavonden” wordt teruggedraaid. „Natuurlijk moeten dirigenten en organisten voor hun diensten betaald worden, zeker als het hun broodwinning is. Maar laat de collecte niet de vlag zijn om een lading te dekken. Het beste is dat de kerkelijke organisatie waarvoor ze spelen of zingen de avond zelf organiseert en hen uitbetaalt.”


Dirigent Paul Heijboer

Dirigent Paul Heijboer, lid van de gereformeerde gemeente in Tholen, kent beide situaties. Hij leidt twee gemeentekoren (Tholen en ’s-Gravenpolder) die onder toezicht van een kerkenraad staan; en datzelfde geldt voor mannenkoor Groot Rotterdam. Daarnaast dirigeert Heijboer vier zelfstandige gezelschappen: een kamerkoor, een oratoriumvereniging, een instrumentaal ensemble en zo nu en dan een projectkoor. Met de BZGG is hij ook vertrouwd: als docent is hij verbonden aan de cursus koordirectie van de bond.

Heijboer herkent zich gedeeltelijk in de zorg van Verheij en ds. Meeuse. „Ik zie ook dat er allerlei groepen ontstaan die een paar keer bij elkaar komen en dan met elkaar op reis gaan en ergens een concert gaan geven. Wat je dan van de kwaliteit moet verwachten, is voor mij overigens de vraag. Je kunt niet echt werken aan de koorklank. Maar blijkbaar is er markt voor.” Of het een bedreiging is voor de gemeentekoren? „Volgens mij heb je het over verschillende doelgroepen. Er is een grote categorie die zich niet wil binden. Daar heb ik zelf met mijn oratoriumvereniging ook mee te maken. Laatst hebben we de Messiah uitgevoerd, en dan komen er naast de vaste kern vijftien leden bij die tijdelijk aanhaken. Ik kan ze niet dwingen om te blijven. Je moet roeien met de riemen die je hebt. Overigens zijn er ook mensen die én op een kerkkoor zitten én in projectkoren meezingen.”

Hoe ervaart Heijboer het zingen onder ambtelijk toezicht? „Ik ken collega’s die zijn opgestapt omdat ze er vaak tegen aanliepen dat hun muziek niet door de kerkenraad kwam. Ik heb er zelf niet zo veel moeite mee. Wat ik bij de gemeentekoren niet kan doen, doe ik bij m’n andere koren. Als mensen enthousiast zijn, vind ik het prima om binnen de kaders te blijven. Bijvoorbeeld dat je alleen Nederlands repertoire zingt. Er is natuurlijk weleens iets afgekeurd door de kerkenraad, en dat is niet leuk.”

Wat hij wel een punt vindt, is dat de kerkenraden onderling nogal verschillen. „Het komt zelfs voor dat koren van verschillende gemeenten samen een zangavond hebben en dat de kerkenraad van de gemeente waar de avond is de muziek van de andere koren nog wil inzien. Dan denk ik: er zou wel wat meer onderling vertrouwen mogen zijn.” Ook zou hij ervoor willen pleiten dat kerkenraden akkoord gaan met wat de BZGG uitgeeft. „De bond heeft een speciale commissie die de muziek checkt en goed kijkt naar wat acceptabel is. Een kerkenraad zou er dan van uit mogen gaan dat die stukken oké zijn.” En wat betreft instrumenten? „Het komt voor dat één viool wel mag, maar tien niet. Tja, meestal is er dan de angst voor het doorvloeien. Maar volgens mij zit het kwaad niet in de instrumenten; je moet de muziek die gespeeld wordt beoordelen.”

Hoe gaat het bij zijn koren die niet onder kerkelijk toezicht staan? „Neem het kamerkoor Chantez à Dieu, dat al zo’n dertig jaar bestaat. Daar hebben we een zelfstandig bestuur en een muziekcommissie. Samen kijken we naar wat we willen doen. De taal is voor ons geen probleem. Maar we kijken wel naar de Bijbelse normen. Onze intentie is Bijbels verantwoorde muziek te brengen. Wij zijn toch oud en wijs genoeg om zelf in te schatten of het klopt of niet?” Zijn oratoriumvereniging Te Deum Laudamus is momenteel bezig met een mis van Arie J. Keijzer. „Dan bekijken we die teksten. In dit geval zijn het de vaste gezangen van de mis. Allemaal Bijbelse of oudkerkelijke teksten. Daar is niets mis mee.”

Ook met uitvoeringen rijzen er geen problemen. „Nee, in de gereformeerde gemeente hier in Tholen hebben we nog nooit opgetreden. Wel een keer in ’s-Gravenpolder, maar dat is heel lang geleden. Wij kiezen altijd voor een oude kerk, meestal in Kapelle, of hier in Tholen. De concertcommissies van die kerken vragen nooit naar het repertoire dat je uitvoert. Dat geeft geen centje pijn.”

Met de vraag van ds. Meeuse om alleen kerkkoren te dirigeren, kan Heijboer niet zo veel. „Laat het naast elkaar staan. Dirigenten kunnen hierin zelf wel hun verantwoordelijkheid nemen. Feit is dat je als dirigent beperkt bent als je alleen gemeentekoren dirigeert; hoewel ik geniet van zowel moeilijk als eenvoudig repertoire, als het maar goed gebracht wordt. Ik zou het wel saai vinden om steeds hetzelfde repertoire te moeten zingen. Daarom heb ik, naast de gemeentekoren, voor mijn eigen muzikale uitdaging ook de andere koren nodig.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer