Prof. Fred van Lieburg: Drievoudig snoer krijgt seculiere invulling
GOUDA. Wil de monarchie in Nederland voortbestaan, dan moet ze seculariseren, vindt prof. dr. Fred van Lieburg. „Zonder die aanpassing verdwijnt de monarchie.”
Tijdens het symposium ”Oranje en de kerk in Nederland”, zaterdag in Gouda, stelde Van Lieburg dat het geloof in een drievoudig snoer ”God, Nederland en Oranje” een 19e-eeuwse uitvinding is, een van de vele mogelijke uitingsvormen van „de magie van de monarchie.” Die magie krijgt vandaag een andere, seculiere invulling, in overeenstemming met de opvattingen van de meerderheid van het volk.
De hoogleraar geschiedenis van het Nederlandse protestantisme aan de Vrije Universiteit denkt dat die ontwikkeling onvermijdelijk is, wil de monarchie voortbestaan. „Hoe tegenstrijdig het voor orthodoxe protestanten ook klinkt, de monarchie heeft slechts toekomst als ”God” in de driehoek verruimd wordt tot de ”mythische dimensie” van de monarchie.”
Verdere voorwaarde is dat het Oranjehuis populair blijft onder brede lagen van de bevolking. Die populariteit heeft volgens Van Lieburg allereerst te maken met aanknopingspunten voor de massacultuur (zoals die op Koningsdag of in de sport gestalte krijgt), maar ook met „de mate waarin het Oranjehuis ruimte geeft aan de huidige, postmoderne, multireligieuze en seculiere eenheid van de natie.” Die houding van het koningshuis is overigens ook voor orthodoxe protestanten wenselijk, want „alleen in die breedheid heeft de orthodox-protestantse cultuur nog een plek.”
De monarchie bestaat volgens Van Lieburg dankzij het feit dat de vorst de grootste gemene deler van het geloof van de onderdanen zo evenwichtig mogelijk uitdraagt – al hoeft die niet samen te vallen met zijn persoonlijke geloof. „Koning Willem-Alexander heeft bij zijn inhuldiging een nieuwe stap gezet in de aanpassing van de monarchie aan het draagvlak in de samenleving: sterke nadruk op het dienend karakter van het koningschap, los van een christelijke legitimatie ervan.”
Van Lieburg stelt dat een historicus terughoudend moet zijn met de toepassing van het voorzienigheidsgeloof op de geschiedenis. „Dit is een terrein van levensvragen waar een christen individueel genoeg aan heeft. Wie wil duiden en dat met anderen wil delen, moet dat (met name de theoloog of prediker) maar zo voorzichtig mogelijk doen, nooit verplichtend. Een historicus moet zich er verre van houden en door analyse de terughoudendheid van anderen bevorderen.”
Ds. C. Blenk, historicus en emeritus predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland, nam tijdens het symposium een tegenovergesteld standpunt in. „Wat is er toch gebeurd dat het meest populaire geloofsstuk –Gods leiding– nu het meest omstreden is? Men houdt in de geschiedwetenschap het geloof erbuiten. Ook theologen deinzen terug. Maar Groen, de historicus, zei: Waarom zou een christen wél duiden in zijn persoonlijk leven en niet in dat der volken?”
Duiden kan gevaarlijk zijn, erkent ds. Blenk, omdat met een beroep op Gods wil de eigen belangen gediend kunnen worden: zelfs Hitler-Duitsland voerde het motto ”Gott mit uns”. Maar om de geestelijke inspiratiebronnen van onze geschiedenis en van het koningshuis kan volgens ds. Blenk geen historicus heen.
Tijdens het door Driestar Educatief georganiseerde symposium spraken verder dr. J. Roelevink over ”Koning Willem I en de Gereformeerde Kerk na de Frans-Bataafse tijd” en dr. J. de Jong-Slagman over ”De hofpredikers in de 19e eeuw”.