Bezinning voor christelijke leraren
Geprangd kijkt zoonlief zijn vader aan. Of hij het verschil tussen rechtvaardiging en heiliging kan uitleggen? En vader vraagt nog meer. „Zó goed hoef ik het niet te begrijpen”, brengt de zoon uit. Hij hoeft alleen maar in een meerkeuzetoets te kunnen aanwijzen welke definitie bij welk begrip hoort. Meer niet.
Het begrijpen van de twaalf theologische hoofdbegrippen is niet belangrijk. „Díé boodschap kreeg mijn zoon dus onbewust mee. Op een christelijke school.” Voor prof. dr. David I. Smith is het een voorbeeld van hoe christelijk onderwijs niet moet worden ingevuld. Bij welk vak dan ook.
Zoals de vreemde talen, Smiths eigen vakgebied. De hoogleraar van het gereformeerde Calvin College in de Amerikaanse stad Grand Rapids is niet alleen een bekend publicist over christelijk leraarschap, maar heeft ook meerdere talen onderwezen. Enkele jaren voordat hij voor de klas terechtkwam, werd hij christen. „Het hield me bezig: Hoe kan ik een christelijke taalleraar zijn? Door zo veel mogelijk Bijbelse voorbeelden te gebruiken?”
Dat was te mager en kon zelfs lachwekkend zijn, besefte hij algauw. „We moeten talen aanleren volgens de richtlijn van Leviticus 19:18 en 34: uw naaste –ook de vreemdeling– liefhebben als uzelf. Veel leerboeken staan daar haaks op. Die leren je om in een vreemde taal veel over jezelf te vertellen en diensten van anderen voor jezelf te vragen. De zonde van te grote zelfliefde.”
Jarenlang gaf hij Duits. „In elk tekstboek werd verteld hoe je bij een bezoek aan Duitsland je klachten kunt formuleren. In geen enkel tekstboek vond ik vermeld hoe ik een Duitser kan prijzen, bemoedigen of troosten. Door die boeken te gebruiken, leerde ik de leerlingen dus te zondigen.”
Lesmateriaal
Het is niet genoeg om voor de klas te laten merken dat je christen bent; het moet ook blijken uit de wijze waarop het onderwijs wordt ingevuld en vormgegeven, stelt Smith. Hoe dat moet, bestudeert hij als directeur van het Kuyers Institute for Christian Teaching and Learning, verbonden aan Calvin College. In Nederland verenigde een aantal scholen zich rond dit onderwerp in het platform I & K, wat staat voor: identiteit en kwaliteit in de leergebieden. Het is ook vier jaar lang het onderzoeksonderwerp van het lectoraat christelijk leraarschap van Driestar Hogeschool in Gouda, waar Smith gisteren te gast was als spreker tijdens een bezinningsdag.
Nadenken over dit onderwerp is hard nodig, stelt de Amerikaan. Neem nu het biologieboek waarmee zijn zoon thuiskwam. Het vertelde over meteorietinslagen, eens in de zoveel jaar. Statistisch gezien had dat inmiddels alweer moeten gebeuren, maar toevallig was de inslag uitgebleven en zodoende waren de aardbewoners nog in leven en konden ze dit boek nog lezen. Is dat een christelijke invulling van het vak biologie? Het boek werd wel op een christelijke school gebruikt.
Een paar bladzijden verder las Smith uit welke stoffen het menselijk lichaam bestaat, hoeveel die kosten en wat dus de marktwaarde van een mens is. Christelijke biologie? „Fijne, goede leraren slagen er soms niet in hun gedachtegoed over te dragen, en dat door de structuur van de les of het materiaal dat wordt gebruikt.”
Die gedachte paste Smith toe bij het vak Duits. „Ik constateerde bijvoorbeeld dat de illustraties in het lesmateriaal vaak eenzijdig zijn. Ze vertellen van alles over de activiteiten van Duitsers, maar je ziet hen niet bidden en zich niet voor anderen inzetten. Zo krijgen de leerlingen geen realistisch en geen menselijk beeld van hen.”
Hij koos illustraties die dat wel moesten bewerkstelligen, zoals een foto van Hans en Sophie Scholl, Duitse studenten die hun kritiek op Hitlers regime met de dood moesten bekopen. Dat verhaal bracht hij stap voor stap naderbij. „Totdat deze Duitsers voor mijn leerlingen helden waren.”
Naast de vakinhoud blijft de opstelling van leraren belangrijk, stelt de hoogleraar uit Grand Rapids. „Straal uit dat je om je leerlingen geeft. Door je houding, je luistergedrag, het aankijken van leerlingen.”
Door observaties in klassen stelde Smith van een reeks leraren vast wat hun ”power spot” is: de plaats waar ze zich het zekerst van hun zaak voelen. Achter het bureau bijvoorbeeld, of ernaast. Wat hij ook zag, was dat leraren vaak op die plaats gaan staan als ze gaan bidden. „Dat is vaak een manier om een klas stil te krijgen. En ook het gebed zelf dient nogal eens om leerlingen de les te lezen of hen onder controle te houden.”
www.driestar-hogeschool.nl/welkom2
Prof. David Smith
Prof. dr. David I. Smith is een Engelsman die in Canada heeft gestudeerd, in Duitsland lesgaf en nu in de Verenigde Staten leidinggeeft aan een onderzoekscentrum dat zich bezint op christelijk leraarschap. Over dat onderwerp heeft Smith een groot aantal publicaties op zijn naam staan.
In Engeland werkte Smith aan lesmateriaal voor het vreemdetalenonderwijs dat de morele en geestelijke ontwikkeling van leerlingen wil bevorderen. Hij doceerde Duits, Frans en Russisch.
Smith is redacteur van het Journal of Education and Christian Belief en van het Journal of Christianity and Foreign Languages.
„Leraren denken graag samen na”
Voor hun ontwikkeling als christelijke leraar hebben onderwijsgevenden vooral behoefte aan gezamenlijke activiteiten met collega’s, zoals uitwisseling van gedachten en evaluatie van eigen en elkaars lessen.
Dat concluderen Janneke de Kloe en Laura Boele-de Bruin in onderzoek dat ze verrichtten voor het lectoraat christelijk leraarschap, verbonden aan Driestar Hogeschool in Gouda en geleid door dr. A. de Muynck. De resultaten werden daar gisteren gepresenteerd tijdens een bezinningsdag voor leraren.
Zodra leraren eenmaal voor de klas staan, hebben ze er vaak weinig behoefte aan om individueel christelijke literatuur over hun vak of over het christelijk leraarschap te lezen, zo blijkt uit het onderzoek. Dat betekent volgens Boele en De Kloe dat dergelijke leesstof vooral moet aanzetten tot onderlinge discussie.
De leraren zeggen volgens de onderzoeksters dat christelijk leraarschap „zich vooral onderscheidt in gelovig zijn en kinderen tot geloof willen brengen en in een christelijke handel en wandel als christelijke leraar. Wellicht ligt hier zo de nadruk op dat wordt vergeten dat het verzamelen van kennis en het spiegelen van kennis aan christelijke overtuigingen en hierover met leerlingen nadenken ook belangrijk is.”
Daarmee houden de leraren zich overigens wel bezig, bijvoorbeeld door het „maken of aanpassen van lesmateriaal voor een christelijke toespitsing in de les.”
Voor zijn ontwikkeling als christelijke leraar neemt de gemiddelde onderwijsgevende graag zelf het initiatief, stellen De Kloe en Boele vast. „Zij vinden informele activiteiten belangrijker dan formele activiteiten waarbij het management betrokken is of waarvoor afspraken worden gemaakt die niet onder hun verantwoordelijkheid vallen.”