Poelepetaten en pikkewijntjies
Het zuiden van Afrika, de uitloper van het enorme Afrikaanse continent, heeft behalve een turbulente geschiedenis een overweldigende natuur. Dan hebben we het alleen nog maar over Kaapstad, de kust langs het schiereiland en over onvergetelijke plaatsen als Stellenbosch of Franschhoek. De lage koers van de rand maakt het momenteel gemakkelijk voor toeristen.
Kaapstad is de haven die twee wereldzeeën met elkaar verbindt. De botsingen tussen de Atlantische Oceaan en de Indische Oceaan hebben rond Kaap de Goede Hoop voor heel wat averij gezorgd. Ter inspiratie is het de moeite waard om met een van de kajuitboten die in de haven gemeerd liggen, het ruime sop te kiezen. De ervaring leert dat zo’n anderhalf uur durende tocht een halfuur voor zonsondergang zeer boeiende taferelen oplevert.
In de herfst blijkt overigens niet iedereen bestand tegen de woelige golven. Komt dat misschien door de niet al te dure champagne die de kapitein schenkt en waardoor het tochtje ineens ”champagnecruise” heet? Het spectaculaire wolkendek rond een dalende zon levert onvergetelijke luchten op. Dolfijnen springen steels op uit de golven en verdwijnen in de donkere diepten. Zeerobben langs de kade kijken je na met berustende blik, en jij grijpt je aan de reling vast met kriebels die je vroeger voelde toen je te hoog schommelde. Terwijl de zon ondergaat en de golven goud kleurt, ligt een los wolkendek inktzwart op het water en vangt het witte zeil van een vissersbootje de laatste zon. De heuvels vervagen, maar de lichten van Kaapstad branden als sterren in een zomernacht.
Pikkewijntjies
Als je de M4 volgt, de oostelijke kustweg van Kaapstad, voert de kronkelweg je langs ”de kust met de duizend gezichten”. Wil je ergens uitstappen, dan in ieder geval bij het strand van St. James aan de Valsbaai. Hier is een van de weinige schelpenstranden waar tussen wulken en paarsgestreepte tolhorentjes ook zeeoren te vinden zijn. De binnenkant van de laatste soort vangt alle kleuren van de regenboog in glad parelmoer. Trouwens, de in primaire kleuren geschilderde badhuisjes langs dit strand staan garant voor dé vakantiefoto.
Ook de Afrikaanse pinguïns, waarvan sommige hun pas uit het ei gekropen jong beschermen, leveren mooie plaatjes op. Ze hebben op het strand tussen Simons Town en het zuidelijkste punt Kaap de Goede Hoop een toplocatie. Het met kruidig ”fynbos” begroeide strand heeft voldoende schaduw en schuilplekken en gladde rotsen waartussen en waarachter de pinguïns zich kunnen verschansen. Of de pikkewijntjies, zoals de Afrikaners ze noemen, van het uitzicht genieten, is onbekend. Maar de kleurige daken van de witte huizen van Simons Town tegen de helling vormen een prachtig schouwspel.
Van de 1,5 miljoen exemplaren die de populatie in 1910 telde, waren er in 1982 nog vier overgebleven. Opgegeten door orka’s, haaien en zeehonden. Gedood door inheemse dieren of door honden. De eieren gepikt door meeuwen. Daarbij zijn de pinguïns monogaam, ze willen een partner voor het leven. Intussen telt de unieke kolonie er weer 3000. Het geluid dat een pinguïn voortbrengt is te vergelijken met het balken van een ezel. Dat maakt de beesten extra humoristisch. Je hoeft maar een minuut of wat te kijken of de vertedering slaat toe. Ze lopen als kleine kinderen, ze gedragen zich ook zo. Ze rennen op een holletje naar de branding, de vlerkjes gespreid. Hoewel ze erg tot aaien uitnodigen, kun je de lieverdjes beter niet knuffelen. Als ze van zich afbijten, laten ze grote wonden achter.
Dunne pootjes
Langs de routes word je niet alleen verrast door de grenzeloze schoonheid van het landschap, je treft ook onvermijdelijk negers aan die hun waren willen verkopen: rozen, daklozenkranten, houtsnijwerk, schelpen, gevlochten manden, huiden. Ze laten kleurrijke en intense beelden achter die tot nadenken stemmen. Ook zonder de apartheid blijven verschillen tussen zwart en blank groot. En in het lieflijke landschap bloeien de protea’s, geuren de bloesems en dragen bloemen namen als ”birds of paradise”.
Wat de vogels betreft: Er zijn pelikanen, reigers, ibissen en veel kleurig grut met onbekendere namen. Nesten van de wevervogels bungelen aan takken van treurwilgen. En overal scharrelen de parelhoenders of, op z’n Afrikaans, de poelepetaten. Die naam past beslist beter bij de beesten met het grote grijsgespikkelde lijf, de erg dunne pootjes en het piepkleine smaragdblauwe kopje met het knalrode kuifje.
Wie zich wil verdiepen in de boeiende geschiedenis van het Zuid-Afrika kan zijn hart ophalen in het Hugenotenmuseum. „Hulle vryheidsdrang en onblusbare Protestantse geloof het hulle ’n groot bydrae tot die vorming van die kenmerkende karaktereienskappe van die Afrikaner gelewer”, meldt een folder. Het museum laat de boot zien waarmee de Hugenoten destijds Frankrijk ontvluchtten. En hoe zij eenmaal in Afrika leefden met hun eigen cultuur. De zwaarvervolgde ouders lieten als eerste hun kinderen bekende psalmen uit het hoofd leren „sodat hulle in alle omstandighede daardeur bemoedig kon word.”
Zowel Franschhoek als Stellenbosch is een stadje om uitvoerig door te dwalen. Nu de koers van de rand laag is, kun je onbekommerd winkelen. Ook eten en slapen is goedkoop, en dat laatste helemaal als je buiten de schoolvakanties een onderkomen huurt.
In Stellenbosch is ”Oom Samie se winkel” een toeristische trekpleister. In principe kun je er van alles kopen, tenzij je, zoals wij, komen als zaak net op slot gaat. Maar dan zijn er terrasjes in overvloed, waar je uitzicht hebt op de witte huizen, de platanen en de ibissen die schreeuwend over de daken vliegen.