„Eerste Nederlandse religiedebat op hoog niveau”
Is het redelijk om in God te geloven? En is massaal ongeloof werkelijk funest voor de moraal in Nederland? Die twee vragen staan vanavond centraal tijdens het Nationaal religiedebat in cultuurhuis Felix Meritis in Amsterdam. Stefan Paas en Rik Peels, auteurs van het boek ”God bewijzen”, gaan in debat met Herman Philipse (filosoof en auteur van het ”Atheïstisch manifest”) en Maarten Boudry (wetenschapsfilosoof). Vijf vragen aan Peels en Philipse.
Rik Peels
En, gespannen voor het debat?
„Voorafgaand aan elk debat en elke lezing heb ik een zekere gezonde spanning. Maar die valt weg zodra het gesprek begint. Dan geniet ik er alleen maar van.
Ik hou van discussies die bedoeld zijn om de waarheid boven tafel te krijgen. Naar het debat in Felix Meritis zie ik uit, zeker omdat het onder anderen met Herman Philipse is. Ik mag hem graag en met hem heb je altijd een scherp en inhoudelijk debat. Van Maarten Boudry verwacht ik hetzelfde.”
Zou uw opponent u kunnen overtuigen?
„Ja. Ik vraag van mijn opponent dat hij ervoor openstaat om zich te laten overtuigen en van mening te veranderen. En dus vraag ik dat van mezelf ook.
Ik heb de laatste jaren geen nieuwe argumenten van atheïsten gehoord, dus in die zin verwacht ik niet dat ik overtuigd wordt. Maar het is natuurlijk altijd mogelijk dat Boudry of Philipse een nieuw argument aandraagt of op een andere manier laat zien dat geloof in God problematisch is. Daar sta ik open voor, want uiteindelijk wil ik graag geloven wat waar is, of ik daar nu gelukkig van word of niet. Sterker nog, mijn geloof in God moedigt me aan om waarheid te zoeken, want God is een God van waarheid.”
Helpt het debat de samenleving verder volgens u?
„Ik denk niet dat door zo’n debat mensen tot geloof komen. Zeker niet omdat het een beetje in scène gezet is en omdat het een debat is op het scherp van de snede. Maar het doel is ook niet dat mensen erdoor tot geloof komen. Wat Stefan Paas en ik ermee willen bereiken, is dat geloof in een persoonlijke God niet langer een maatschappelijk taboe is, maar een normaal onderwerp van gesprek. We willen karikaturen en misverstanden uit de weg ruimen, zoals de gedachte dat mensen als atheïst geboren worden en dat dominees en ouders hun vervolgens het geloof opleggen. Dat is wetenschappelijk aantoonbaar onjuist. Als het onterecht negatieve imago van geloof in God is bijgesteld, wordt een mooi en open gesprek tussen gelovigen en niet-gelovigen veel makkelijker. En dat zou fantastisch zijn.”
Is het redelijk om in God te geloven?
„In veel gevallen wel. Er zijn natuurlijk altijd mensen die puur en alleen geloven omdat ze hun eigen god geconstrueerd hebben. Of omdat ze lijden onder een psychose. Maar normaal gesproken is godsgeloof redelijk.
Als er een God is, is het namelijk te verwachten dat Hij ons zo gemaakt heeft dat wij in bepaalde omstandigheden door Zijn Geest de overtuiging vormen dat Hij er is. Dan heb je geen argumenten voor Gods bestaan nodig. Net zo goed als ik geen argumenten nodig heb om me rationeel dingen te herinneren die ik vorige week gedaan heb of rationeel te geloven dat martelen verkeerd is.
Godsgeloof is volkomen redelijk, tenzij er sterke argumenten tégen het bestaan van God zijn. Argumenten van atheïsten zetten soms aan het denken en kunnen al te menselijke godsbeelden corrigeren. Daarom heb ik er zelf ook mee geworsteld en heb ik uiteindelijk veel aan zulke argumenten gehad. Maar sterke argumenten tegen het bestaan van God zijn het dus volgens mij niet.”
Wie gaat het debat winnen?
„Degene die de sterkste argumenten heeft, ze het best weet te verpakken en de sympathie van het publiek kan winnen. We zullen zien wie dat is.”
Herman Philipse
En, gespannen voor het debat?
„Niet zozeer, college geven en debatteren is natuurlijk mijn beroep. Ik hoop er wat van te leren. En het is mooi dat de discussie dankzij Stefan Paas en Rik Peels nu ook in Nederland gevoerd wordt op een wat hoger intellectueel niveau. Dat was vroeger vaak anders: verdedigers van godsdienst vluchtten hier na de jaren 60 nogal eens in vaagheden, wat de discussie bemoeilijkte.
Een debat wordt pas werkelijk uitdagend wanneer de opponenten bijzonder scherpzinnig zijn. Zo debatteerde ik ooit in Londen voor een publiek van zo’n 300 mensen met de Oxfordse godsdienstfilosoof Richard Swinburne, en tijdens een conferentie in Reading ging ik in debat met de filosoof Alvin Plantinga, die toen hoogleraar was aan de universiteit van Notre Dame in de Verenigde Staten. Hij is een apologeet van het christendom die ik zeer hoog acht en die een grote invloed heeft gehad op Paas en Peels. Plantinga is een gewiekst debater met veel gevoel voor humor. Mede doordat de discussie in zijn moedertaal –het Engels– gevoerd werd, moest ik enorme moeite doen om overeind te blijven. Het werk van beide auteurs wordt grondig besproken en bekritiseerd in mijn boek ”God in the Age of Science. A Critique of Religious Reason”, (2012).”
Zou uw opponent u kunnen overtuigen?
„Dit is niet bijzonder waarschijnlijk. De aanleiding tot de discussie is de publicatie van het boek “God bewijzen”. Ik heb het ter voorbereiding natuurlijk helemaal gelezen. Het is helder geschreven, maar de argumenten zijn niet nieuw en zijn weinig overtuigend. Laten we hopen dat ze vanavond met een sterke nieuwe argumentatie komen.”
Helpt het debat de samenleving verder volgens u?
„Het kan individuele mensen aan het denken zetten. Een van de centrale vragen, namelijk die of massaal ongeloof funest is voor de moraal in Nederland, is overigens niet voldoende duidelijk. Wat wordt er bedoeld met ”moraal”? Hebben we het dan over morele overtuigingen van conservatieve christenen, zoals hun veroordeling van homoseksualiteit, of eerder over objectieve zaken als sociale samenhang en de mate van geluk, zaken die enigzins te meten zijn? Een christen kan homoseksualiteit veroordelen op basis van wat Paulus daarover zegt in zijn brieven. Als homoseksualiteit door de verdwijning van godsdienst in de samenleving breed geaccepteerd wordt, zal de christen zeggen dat het niet goed gaat met de moraal.
De titel ”Nationaal religiedebat” heb ik overigens niet bedacht; die is natuurlijk wat pretentieus. Volgens mij is enige bescheidenheid wel op haar plaats. Het bereik van deze avond is tenslotte beperkt.”
Is godsgeloof redelijk?
„Dat hangt ervan af voor wie. De vraag die ik stel, is een andere. Is het, gegeven alle kennis die we sinds de wetenschappelijke revolutie verworven hebben over de wereld, over alle verschillende –al dan niet vermeende– openbaringen, en over het ontstaan van menselijke overtuigingen en geloofsovertuigingen, waarschijnlijk dat de christelijke God bestaat of dat er andere goden bestaan? Op deze vraag antwoord ik ontkennend. Sterker nog, ik acht dit hoogst onwaarschijnlijk.”
Wie gaat het debat winnen?
„Dat mag U beslissen. Ik hoop dat het publiek zich niet verveelt.”