WRR: Tragiek van gastarbeidergeschiedenis ligt op de loer
DEN HAAG. De komst van Europese arbeiders heeft Nederland tot nu toe vooral geld opgeleverd. Maar om te zorgen dat dit zo blijft, is meer aandacht vereist voor hun integratie.
Dat stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in een maandag verschenen publicatie.
Nu op 1 januari van dit jaar de grenzen van de Nederlandse arbeidsmarkt ook zijn geopend voor Roemeense en Bulgaarse werknemers, is het volgens de WRR „verstandig” het Nederlandse arbeidsmigratiebeleid opnieuw tegen het licht te houden. Alleen zo kan worden voorkomen dat „de tragiek van de gastarbeidergeschiedenis zich weleens zou kunnen herhalen.” De raad verwijst daarmee naar de problemen die ontstonden met Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, die in de jaren 70 en 80 naar Nederland kwamen. Hoewel arbeidsmigranten volgens de Wetenschappelijke Raad zelf de verantwoordelijkheid dragen om dit lot te ontlopen, hebben volgens hem ook werkgevers en de overheid hun verantwoordelijkheid.
Inmiddels verblijven naar schatting zo’n 340.000 migranten uit Oost- en Midden-Europa in Nederland. Tot nu toe waren de baten van het migratiebeleid per saldo positief, schetst de WRR. Zo zou een tijdelijke arbeidsmigrant de schatkist jaarlijks netto 1800 euro opleveren.
Dat komt bijvoorbeeld doordat Europese migranten wel belasting betalen maar slechts weinig gebruikmaken van publiek gefinancierde voorzieningen en ook niet van bijstandsuitkeringen.
Anderzijds bestaan er met name over de onderkant van de arbeidsmarkt volgens de WRR terechte zorgen. Zo is er meer aandacht nodig voor de „sociaaleconomische integratie” van de veelal laagopgeleide Europese vestigingsmigranten. Ook moeten de „onbedoelde neveneffecten” zoals „oneerlijke concurrentie” met Nederlandse werknemers worden tegengegaan.
Een belangrijke „les uit ons gastarbeiderverleden” is volgens de WRR dat het belangrijk is dat als arbeidsmigranten zich hier vestigen, zij het werk dat ze hebben ook behouden. „De kosten van arbeidsmigratie worden hoger als mensen –en hun kinderen– niet aan het werk zijn.”
Behalve de zorgen omtrent laagopgeleide Bulgaren die hierheen komen, brengt de migratie volgens de WRR ook volop kansen met zich mee. Zeker aan de bovenkant van de arbeidsmarkt zouden die nog lang niet volledig zijn benut.
De WRR wijst in dit verband op de 1050 Roemeense en 1600 Bulgaarse studenten die in Nederland veelal economische en technische studies volgen.
Hij stelt voor om die studenten aan ons land te binden „door te investeren in de kennisinfrastructuur, door een warm ontvangstklimaat te scheppen en loopbanen op niveau te bieden.”