Commentaar: Zondagswerk
Je kon erop wachten. Toen in de jaren negentig van de vorige eeuw de zondag als rustdag in de politiek verder onder druk kwam te staan –in 1996 aanvaardde het parlement de nieuwe Arbeidstijdenwet, met meer ruimte voor zondagswerk–, klonk van werknemerszijde regelmatig dit argument: „Jongens, niet zeuren over die vrije zondag. We snappen dat zondagswerk voor werknemers niet leuk is. Maar... je krijgt er toch extra geld voor? Nou dan!”
Toen al kon iedereen op zijn klompen aanvoelen dat dit argument slechts tijdelijke waarde had. Ooit zou het moment komen dat van werkgeverszijde ook de toeslag op zondagswerk ter discussie zou worden gesteld; een nieuwe stap in het geheel gelijkschakelen van zondagwerk met ‘gewoon’ werk.
Dat het maandag juist MKB-voorzitter Van Straalen is die in Het Financieel Dagblad de toeslag op het loon voor arbeid op ongebruikelijke tijden, waaronder de zondag, onder vuur neemt, is nog om een andere reden wrang. Was het niet MKB-Nederland dat de achterliggende jaren schouder aan schouder optrok met VNO/NCW om de mogelijkheden tot zondagsopenstelling van winkels aanzienlijk te verruimen? Het komt dan niet sterk over om korte tijd later te gaan klagen dat de ruimere zondagsopenstelling voor het kleinbedrijf eigenlijk veel te duur is, om het ontstane ongemak vervolgens op werknemers te gaan afwentelen.
Natuurlijk is het een feit dat het kleinbedrijf, als het om de zondag gaat, de concurrentie met het grootwinkelbedrijf niet aankan. Grote winkelketens hebben, om zo te spreken, diepere zakken en kunnen veel makkelijker jonge gastjes aannemen bij wie de verplichte zondagstoeslagen minder hard doortikken. Maar dát hadden de vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf dan eerder moeten bedenken…
Het is in deze discussie overigens wel relevant om terdege onderscheid te maken tussen avondwerk enerzijds en zondagswerk anderzijds. Van Straalen gooit die dingen op één hoop. Toch valt er veel voor te zeggen hier een knip aan te brengen. Voor het matigen of afschaffen van de toeslagen op avondwerk valt wellicht iets te zeggen. Avondwerk wordt in een samenleving van voornamelijk twee- en anderhalfverdieners steeds meer een vrijwillige keuze, iets wat sommige burgers nu eenmaal beter uitkomt dan het werken overdag.
Zondagswerk daarentegen is en blijft iets waar het gros van de Nederlanders liever niet mee belast wordt en dat men alleen wil uitvoeren vanwege die extra beloning. Niet voor niets nam het parlement veertien jaar geleden het wetsvoorstel-Bussemaker/Van Dijke aan, dat regelde dat elke werknemer in principe zondagswerk mag weigeren, of die weigering nu uit religieuze of uit andere motieven voortkomt. Onder dat wetsvoorstel lag de premisse dat de zondag een speciale dag is en blijft, zowel voor christenen als voor niet-christenen. Die gedachte –PvdA’er Kok sprak destijds over de zondag als ”een oase van rust”– vasthouden, ook in je beloningensysteem, heeft niets te maken met ”leven in het stenen tijdperk”, maar alles met oog hebben voor fundamentele ordeningen en structuren in de schepping, die wij mensen slechts tot onze eigen schade kunnen veronachtzamen.