”Grootste Welshman van zijn eeuw” 300 jaar geleden geboren
In het parochiekerkje van Talgarth, op de grens van het toeristische heuvelgebied Brecon Beacons in Zuid-Wales, bevindt zich in het koor een grafmonument met een merkwaardige inscriptie.
Gebeiteld in marmer, ingemetseld in de muur, staat een uitgebreid getuigenis van de lekenprediker Howell Harris (1714-1773), die op werd begraven op de plaats waar hij „overtuigd werd van zonde, van zijn vergeving verzegeld werd en de kracht van het bloed van Christus gevoelde tijdens het heilig avondmaal.”
Hij wordt wel de ”grootste Welshman van zijn eeuw” genoemd. Donderdag was het 300 jaar geleden dat Harris in het bij Talgarth gelegen dorpje Trevecca geboren werd.
Avondmaal
Als jonge schoolmeester werd Harris geraakt door een preek over het avondmaal. „Toen ik eenentwintig jaar oud was, op 30 maart 1735, gaf onze parochiepredikant argumenten aan om de noodzaak van het ontvangen van het sacrament te bewijzen. Hij beantwoordde tegenwerpingen die het volk over het gaan naar het sacrament noemde, zoals dat zij hiervoor niet geschikt waren. Zo besloot ik om de volgende zondag, met Pasen, aan de tafel des Heeren te gaan. Ik hoorde dit gezegde: „Als u niet geschikt bent om aan de tafel des Heeren te gaan, dan bent u ook niet geschikt om naar de kerk te komen, niet geschikt om te leven, noch geschikt om te sterven.”
Deze laatste woorden hadden Harris diep getroffen. Hij kende zijn innerlijke verdorvenheid niet en zocht door goede werken rust te krijgen in zijn gemoed. „Ik kende niets van door God aangenomen te worden en was een algehele vreemdeling van alle innerlijke godsdienst en van de hulpeloosheid van mijn natuurlijke staat.”
Hij ging uit gehoorzaamheid aan het avondmaal, maar zonder verbondenheid aan Christus. Twee maanden later was er weer bediening. Inmiddels leerde hij zijn verlorenheid kennen vanuit de wet van God. Hij streed tegen zijn zonden, maar zonder resultaat. „Ik was een algehele vreemdeling van het leven des geloofs en daarom al die tijd in een verdoemelijke staat (…)”
De doorbraak kwam op de pinsterzondag 25 mei 1735. Weer ging hij ten avondmaal in de kerk van Talgarth. Christus openbaarde zich daar aan zijn ziel. Hij schrijft in zijn dagboek: „Ik ging voort, arbeidende en belast onder de schuld en kracht van mijn zonden, en had in een boek gelezen dat als we aan het sacrament zouden gaan, eenvoudig gelovende in de Heere Jezus Christus, dat wij dan vergeving van al onze zonden zouden ontvangen. Zo was het met mij. Ik werd overtuigd door de Heilige Geest dat Christus voor mij gestorven is en dat al mijn zonden op Hem gelegd waren. Nu was ik vrijgesproken voor de rechtbank en ook in mijn geweten. Dit werd getoond door een waar geloof, door de vrede, waakzaamheid, haat tegen de zonde en de vrees om tegen God te zondigen die hierop volgden.”
Op een andere plaats in zijn dagboek is te lezen dat hij aan het avondmaal verzekerd werd van zijn aanneming tot kind van God. Hij zag niemand dan Jezus alleen. „Aan de tafel werd Christus, bloedende aan het kruis, mij voor ogen gehouden. Er werd mij kracht gegeven om te geloven en ik ontving vergeving op grond van dat bloed. Ik verloor mijn last; ik ging naar huis, springende van vreugde, en ik sprak tot mijn buurman die zo bedroefd was: „Waarom ben je bedroefd? Ik weet dat mijn zonden vergeven zijn.””
Harris was een eenvoudige timmermanszoon die door God was voorbestemd om het Evangelie aan vele duizenden in Wales te verkondigen. Nadat hij tot geloof gekomen was en de liefde van Christus in zijn ziel brandde, zocht hij in zijn dorp en omgeving kinderen Gods te ontmoeten. Hij ontmoette er niet één.
De strijd van het geloof, die soms erg heftig was, weerhield hem er niet van om mensen uit zijn dorp uit te nodigen om met elkaar over geestelijke zaken te spreken. Het bedroefde hem dat velen zonder God en Christus leefden. Op zijn ‘gezelschappen’ gaf hij vanuit de Schrift onderwijs. De vrucht daarvan was dat verschillenden tot bekering kwamen en dat hun getal steeds toenam. De kleine ”society” in Wernos bij Trevecca groeide langzaam maar zeker. Veel van zulke groepen zouden volgen.
Overvloedige oogst
De grote methodistische opwekking in Wales in de eerste helft van de achttiende eeuw begon zonder invloed vanuit andere gebieden en landen. In Engeland was een soortgelijke beweging onder leiding van George Whitefield en John Wesley gaande en in de Engelse koloniën in Noord-Amerika was de Great Awakening begonnen, waarbij vooral Jonathan Edward en de gebroeders Tennent betrokken waren.
Deze beweging, die niet alleen in de Engelstalige wereld maar ook op het Europese vasteland wortel schoot, veroorzaakte een netwerk van contacten van gelijkgezinden. Whitefield kreeg spoedig contact met Harris en Daniel Rowland, parochiepredikant van Llangeitho in het westen van Wales, die in dezelfde tijd als Harris tot bekering was gekomen en in zijn omgeving het woord van het kruis met kracht predikte. Als een olievlek breidde deze niet te stuiten beweging zich in Wales uit. Meer predikers werden toegerust en geroepen om overal te preken.
Bekende namen zijn William Williams, bekend door zijn geestelijke liederen, Howell Davies en Peter Williams. Zij vormden met elkaar ook gezelschappen, waarbij Whitefield soms ook aanwezig was om de belangen van de steeds groeiende kudde van bekeerden en de noodzaak van voortgaande evangelisatie te bespreken. De ”hand vol koren” bij de ”bergen” van Breconshire werd tot een overvloedige oogst. De jaren van 1740 waren jaren van inzameling van aangeraakte zielen. De vele delen van de dagboeken van Harris en preken van Daniel Rowland worden getypeerd door zowel een rijke Christusbediening als een ontdekkende wetsprediking.
Breuk
Harris was een gevoelsmens die veel nadruk legde op de heilszekerheid. Deze beschouwde hij meer als een gevoelsmatige ervaring dan als een zekerheid die verkregen wordt door het gelovig gebruikmaken van Gods beloften. Tussen hem en Daniel Rowland, die vooral door de preken van de Schotse Erskines werd geïnspireerd, ontstond verschil van mening die mede door andere oorzaken tot verwijdering leidde. Rowland maakt evenals de Erskines onderscheid tussen de ”zekerheid des geloofs” vanuit de beloften en de ”zekerheid es gevoels” vanuit een innerlijke ervaring.
Helaas kwam het vooral door het heftige karakter van Harris en zijn emotionele optreden tijdelijk tot een breuk met de andere predikanten. Geestelijke contacten met een dominante vrouw die hem voor haar karretje probeerde te spannen, deden hier ook geen goed aan. Gelukkig was hierbij geen sprake van een ongeoorloofde verhouding. Harris trok zich met een groep gelijkgezinden terug in een leefgemeenschap in zijn huis in Trevecca. Later kwam alles weer goed. Rowland en Harris werden met elkaar verzoend tijdens de tweede grote opwekking in Llangeitho in 1762.
In Trevecca werd door toedoen van de fortuinlijke Engelse Lady Huntingdon een opleidingsschool voor predikanten en evangelisten gesticht. Ze had in Trevecca een groot huis gehuurd waar zij regelmatig verbleef. Ze financierde de school en liet vooral in Engeland kerken bouwen voor de methodisten die uit de staatskerk waren verstoten. Ook in Wales verrezen eenvoudige ”chapels” om het hongerige volk voedsel te bieden. Daar kwamen zij in gezelschappen bijeen, terwijl jarenlang de band met de Anglicaanse Kerk niet verbroken werd.
Vrede
Het einde van het turbulente leven van Harris was vrede. Op 21 juli 1773 ging hij op 60-jarige leeftijd heen. Tijdens zijn laatste ziekbed schreef hij een getuigenis op van zijn verlangen naar de hemelse zaligheid: „Ik bevind dat de wil van de Zaligmaker mijn hemel is, wat deze ook mag zijn. Maar ik bid, en ik denk dat dit van Hem komt, onophoudelijk om naar huis te gaan, om uit dit lichaam uit te wonen en bij mijn dierbare Vader, Zaligmaker en Trooster te zijn. O, hoe heb ik ieder woord lief dat van mijn dierbare Zaligmaker komt en van al Zijn lieve kinderen die door Hem gevoed worden en iedere goede zaak van Hem ontvangen. Ik voel dat mijn geest met Zijn woorden gevoed wordt en ik kon de voeten van Zijn dienaren wassen.
Mijn ziel aanbidt Hem, omdat Hij mij ertoe verwaardigt om op de gezegende tijd te hopen wanneer ik in Zijn tegenwoordigheid kom. Veelmeer, Hij geeft mij ruimte om te hopen dat mijn werk gedaan is; dat ik bij de deur ben en dat ik, arme zondaar, aan Zijn gerechtigheid, wijsheid en kracht mag vasthouden, want ik heb niets van mijzelf. Mijn ziel is als iemand die bij de deur staat en wacht om binnengeroepen te worden. Ik kan niets anders vragen dan dat ik naar huis mag gaan, en dat Hij haast zal maken en niet lang zal vertoeven.”
De pijnen werden erger, maar zijn geloof bleef rotsvast. „O Jezus, hier kom ik, hier kom ik tot U.” „Ik ben in grote smart, maar alles is goed, alles is goed. Hij heeft alle dingen wel gedaan. O, hoe zou het zijn als de prikkel van de dood niet zou zijn weggenomen. O dat ik nu naar huis kon gaan, want mijn werk is hier gedaan.”
Zo ging Harris heen. De tijding van zijn dood bracht een grote schok teweeg. Velen kwamen naar de begrafenis in de kerk van Talgarth. Ooggetuigen spraken over 20.000 mensen die van heinde en ver kwamen. Honderden ”exhorters” (lekenprekedikers) en studenten waren aanwezig om hun ”vader in Israël” de laatste eer te bewijzen.
Ziende op Jezus
Lieve broeder. Wat moeten we anders doen dan aan hen die nog nooit geloofd hebben, de absolute noodzaak van het geloof te tonen. Aan hen die het geloof bezitten, behoren wij de noodzaak te laten zien dat wij alleen vrucht kunnen dragen als we steeds het zien op Christus mogen beoefenen. En als wij voortdurend op Hem mogen zien, Hem in het oog mogen hebben en door Hem gevoed worden, dan zullen we veranderd worden, om Hem steeds meer gelijkvormig te mogen worden. Dan zullen we meer vrucht uit Hem dragen, dan zal de zonde gedood worden en de genade toenemen.
Uit een brief van Howell Harris aan John Cennick (”The Weekly History”, oktober 1741)