„Laat boer telen voor chemische industrie”
WAGENINGEN. Als de Nederlandse chemische industrie fossiele grondstoffen deels vervangt door biomassa zoals gras, mais of aardappelen, levert dat tienduizenden banen op. Voor die overschakeling breekt Johan Sanders donderdag een lans bij zijn afscheid als hoogleraar aan de Wageningse universiteit.
Sanders (65) heeft zich twaalf jaar toegelegd op het tot waarde brengen van plantaardige producten. In plaats van biomassa direct om te zetten in groene energie wil hij er eerst de kostbare bestanddelen uit halen, zoals basisstoffen voor chemicaliën. Dat heet bioraffinage.
Sanders ziet grote mogelijkheden, zowel voor boeren als voor de chemische industrie. Die bedrijfstak is in Nederland heel belangrijk. De jaarlijkse omzet beloopt ongeveer 45 miljard euro en er werken 80.000 mensen.
Wat is het voordeel van plantaardige grondstoffen?
„De chemische industrie maakt polymere kunststoffen. De bouwstenen daarvoor haalt ze uit aardolie. De verwerking van aardolie tot chemische bouwstenen is ingewikkeld en duur. Jaarlijks maken bedrijven daarvoor 15 miljard euro aan kosten. Twee derde daarvan zit in de machines en fabrieken, een derde gaat naar olie als grondstof en aardgas als energiebron. Moleculen uit de natuur hoeven niet zo intensief te worden bewerkt: het proces is veel eenvoudiger, de kapitaalskosten (deel van de totale kosten dat hoofdzakelijk verband houdt met de kosten van de bedrijfsinstallaties, TR) voor de fabrieken gaan drastisch omlaag.”
Wat levert dat op?
„Je kunt niet voor alle polymeren van plantaardige grondstoffen uitgaan, maar bij zeker de helft kan dat wel. De kostenverdeling wordt dan omgekeerd: er is nog maar een derde nodig voor het raffinageproces. Daardoor ontstaat er ruimte om meer uit te geven aan de grondstoffen, zodat de boeren een aantrekkelijke prijs voor hun gewassen kunnen ontvangen. Die overstap kan plaatsvinden zonder dat de producten van de industrie duurder worden en zonder subsidie.”
U stelt in uw afscheidsrede dat hierbij 30.000 nieuwe arbeidsplaatsen ontstaan. Waar komen die beschikbaar?
„Dat gebeurt vooral in de landbouw, die voor de industrie suikerbieten, aardappelen en mais gaat telen. Ook de verwerking van de biomassa in de industrie levert meer banen op.”
Zijn er nog meer voordelen?
„Het beslag op fossiele grondstoffen wordt kleiner. De chemische industrie in Nederland gebruikt op dit moment evenveel energie als de totale transportsector.”
De teelt van gewassen voor industriële toepassingen of biobrandstof staat in een kwade reuk omdat die ten koste gaat van de voedselproductie. Hoe denkt u daar over?
„Dat is geen rationeel verhaal. Op dit moment wordt maar 1,5 procent van het wereldwijde areaal landbouwgrond gebruikt voor industriële toepassingen. Ik kies voor een andere benadering. Een mens heeft 2500 kilocalorie verteerbare energie per dag nodig. Maar het kost 50.000 kilocalorie om dat op zijn bord te krijgen. We moeten veel efficiënter met grondstoffen omgaan, dan is er grond genoeg beschikbaar.
Het echte probleem zit bij de olie- en gasproducenten. Die hebben geen belang bij omschakeling naar biomassa en vertellen daarom dit soort onethische dingen. In de derde wereld is driekwart van de bevolking boer. Grond is er wel, maar de productie is laag door een tekort aan kennis en kunstmest en een gebrekkige infrastructuur. Daar moet wat aan gebeuren, maar dat is vooral een politieke kwestie.”