Dr. Ton van Eijk: Uitspraken concilie van Trente niet zonder meer relevant
Het is zinloos om uitspraken die in het verleden zijn gedaan eenvoudigweg te herhalen, reageert dr. Ton van Eijk op kardinaal Eijk.
Dat was even schrikken voor protestanten. Volgens kardinaal Eijk zijn de door het concilie van Trente bepaalde geloofswaarheden, inclusief de daarbijhorende vervloekingen, onverkort van kracht (RD 16-1). Het aartsbisdom liet sussend weten dat de bisschop het zo kwaad niet bedoeld heeft, hij wilde juist een handreiking doen. En inderdaad, wie het interview goed leest begrijpt dat de kardinaal de protestanten zegt dat zij zich die banvloek niet persoonlijk hoeven aan te trekken: zij kunnen het ook niet helpen dat zij met een verkeerd beeld van de Rooms-Katholieke Kerk en haar leer zijn opgevoed. Toch zijn de uitspraken problematisch.
In de eerste plaats geldt dat voor kardinaal Eijks verwijzing naar Paulus, die in zijn brief aan de Galaten een banvloek uitspreekt over iedereen die „een ander Evangelie” verkondigt (Gal. 1:6). Want op de eerste plaats hadden de reformatoren geenszins de bedoeling een ander Evangelie te verkondigen, zij wilden juist het zuivere Evangelie in ere herstellen. En vervolgens is het in het geloofsgesprek tussen de kerken een gemeenplaats geworden om te zeggen dat de verdeeldheid niet tot de wortel, dat is: de kern van het Evangelie, is gegaan.
Helemaal problematisch is wat de kardinaal zegt over de leerstellige veroordelingen die onverkort zouden gelden. Geen geloofsverkondiging is gebaat bij het eenvoudigweg herhalen van uitspraken die in het verleden zijn gedaan. Die uitspraken komen uit een bepaalde tijd en een bepaalde context en ze hebben voor wie ze nu wil verstaan uitleg en interpretatie nodig. Dat geldt ook voor zulke gezaghebbende uitspraken als die van het concilie van Trente.
Veroordelingen
Zo hebben in Duitsland, dat geldt als het land van de Reformatie, theologen zich afgevraagd hoe het streven naar de eenheid van de kerken zich verdraagt met de banvloeken die zij in de 16e eeuw over elkaar hebben uitgesproken. Zij zijn een onderzoek gestart waarvan de centrale vraag was in hoeverre de toen uitgesproken veroordelingen de kerken nu nog steeds verdelen.
Gedurende vier jaar (1981-1985) is er gewerkt aan dit project, onder de titel ”Lehrverurteilungen – kirchentrennend?” (Leerveroordelingen – kerkscheidend?). Er waren rooms-katholieke, lutherse en gereformeerde theologen bij betrokken, aan rooms-katholieke zijde bijvoorbeeld de latere bekende kardinalen Lehmann en Kasper en een latere paus, Joseph Ratzinger, die als zogeheten ”korrespondierendes Mitglied” meedeed.
De commissie heeft zich in haar werkzaamheden beperkt tot drie thema’s: de rechtvaardiging, de sacramenten (in het bijzonder de ”maaltijd van de Heer”) en het ambt. Zij stelde zich ten aanzien van die thema’s vier vragen: Tegen wie richtte zich een bepaalde veroordeling? Heeft die veroordeling het bedoelde standpunt van de ‘tegenstander’ indertijd echt geraakt? Heeft ze nog betrekking op het standpunt dat die ‘tegenstander’, die nu eerder gesprekspartner is, nu inneemt? En zo ja, wat is dan het gewicht van de blijvende tegenstelling: is dat nog kerkscheidend of verdragen de standpunten elkaar binnen de ene Kerk?
De eerste twee vragen hebben betrekking op het verleden, de andere twee op het heden. Wat men met het beantwoorden van deze vragen beoogde, was niet direct het herstel van de eenheid van de Kerk. Maar wanneer kon worden aangetoond dat de wederzijdse veroordelingen de huidige gesprekspartner niet meer raken, is de scheiding, die op deze veroordelingen berust, niet meer te rechtvaardigen. De eenheid die men voor ogen had was die van eenheid in verzoende verscheidenheid: er kunnen verschillen in beleving en spiritualiteit zijn die niet kerkscheidend zijn.
Het antwoord van de commissie op de gestelde vragen viel verschillend uit. Er waren veroordelingen die op een misverstand berustten. Bepaalde veroordelingen van reformatorische zijde hadden eerder betrekking op theologische meningen die in omloop waren en niet op de verplichtende kerkelijke leer.
In sommige gevallen raken de veroordelingen de huidige gesprekspartner niet meer of hebben nieuwe inzichten tot een hoge mate van wederzijds begrip geleid.
Ten slotte zijn er ook kwesties waarin nog geen overeenstemming kon worden vastgesteld. Het rapport van de commissie is door de leiding van de protestantse kerken in Duitsland en door de pauselijke Raad voor de Eenheid met veel instemming ontvangen.
Vakterm
In het gesprek met de kardinaal viel ook het woord transsubstantiatie. Dat kon niet uitblijven. Het geldt immers als het sjibbolet van katholieke orthodoxie en was en is het mikpunt van protestantse kritiek. Maar intussen hebben zowel het hier genoemde project als de vele oecumenische gesprekken duidelijk gemaakt waar deze term moet worden geplaatst en hoe die moet worden verstaan. Het is geen geloofswoord, maar een theologische vakterm. Het katholieke geloof in de eucharistie heeft betrekking op de aanwezigheid van de Heer in de hele viering, met name in het verkondigde woord en in het brood en de beker waarover de zegen is uitgesproken.
Transsubstantiatie is de vakterm waarmee men de verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van de Heer heeft willen verhelderen. Zij veronderstelt een begrip van substantie dat we ons niet meer eigen kunnen maken. Transsubstantiatie kan en mag worden vervangen door een andere verklaringswijze die hetzelfde wil zeggen.
Het is te betreuren dat de kardinaal er geen blijk van geeft van de vorderingen in de oecumenische toenadering van de kerken op de hoogte te zijn.
De auteur is priester van het bisdom Rotterdam, was docent theologie in Amsterdam en Utrecht en van 1999 tot 2007 voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland.