Gemeenschap van Mandeeërs met uitsterven bedreigd
JERUZALEM. Het sektarische geweld dat het Midden-Oosten in zijn greep houdt, heeft tot grote zorg bij kerkelijke leiders geleid. Ze begonnen te spreken over de mogelijkheid dat het christendom zou verdwijnen uit het gebied waar het ontstond. Dit gevaar is echter nog reëler voor de kleine religieuze gemeenschap van Mandeeërs.
Sattar Hillo staat aan het hoofd van de Mandese gemeenschap en woont in Bagdad, dicht bij de rivier de Tigris. Iedere zondag verzamelt zich een kleine groep in het wit geklede Mandeeërs rond hun geestelijk leider aan de oever van de Tigris. Terwijl op de achtergrond soms de sirenes hoorbaar zijn van politieauto’s die zich naar de plek van opnieuw een bloedige aanslag spoeden, dalen de Mandeeërs af in het water om zich opnieuw te laten dopen en reiniging van lichaam en ziel te verkrijgen.
Op de Arabische televisiezender Al-Jazeera kwamen ze onlangs voor het voetlicht. Van oudsher bestonden er levendige Mandese gemeenschappen in het zuiden van Irak en Iran. In Iran concentreerde deze gemeenschap zich rond de rivier de Quran, terwijl de Irakese Mandeeërs zich vooral in zuidelijk Irak bevonden, langs de rivieren de Eufraat en de Tigris. De Portugezen die de Mandeeërs in de zeventiende eeuw ontdekten in de moerasachtige gebieden van Irak noemden hen de „christenen van Johannes de Doper.”
Vuurlinie
Voor de Iraanse Mandeeërs vormde de revolutie van Ayatollah Khomeini in 1979 een dramatisch keerpunt. In de nieuwe Islamitische Republiek Iran verloren ze hun rechten, omdat ze niet langer werden erkend als een religieuze minderheid. Het leidde tot allerlei vormen van discriminatie en achterstelling. In de daaropvolgende Iraans-Iraakse oorlog, die zich acht jaar zou voortslepen, kwamen de Mandeeërs in de meest letterlijke zin van het woord in de vuurlinie terecht. De Iraans-Iraakse grens, grotendeels het woongebied van de Mandeeërs, vormde de brandhaard van deze oorlog. Jonge Mandeeërs werden gedwongen dienst te nemen in het Iraanse of Iraakse leger, hoewel hun geloof het verbiedt wapens te dragen.
Kidnapping
Na de Amerikaanse invasie van Irak in 2003 en de onrust die volgde, leek het doek voor de gemeenschap te vallen. Omdat veel Mandeeërs werkzaam waren als goudsmeden, werden ze vaak slachtoffer van kidnappingen en roofmoorden door criminele bendes. Duizenden van hen vluchtten naar het toen nog veilige Syrië.
Als gevolg van de huidige burgeroorlog in Syrië is een aantal van hen uit wanhoop weer teruggevlucht naar Irak. Hun gevoelens van hulpeloosheid worden nog versterkt omdat ze in geen enkel land ter wereld politiek worden vertegenwoordigd.
Dat hun aantallen gestaag dalen, wordt mede veroorzaakt door het feit dat het Mandese geloof het buitenstaanders niet toestaat zich tot deze religie te bekeren. De enige organisatie die zich hun lot lijkt aan te trekken is de Mandaean Association Union in de Canadese stad Toronto. Een gemeenschap van 50.000 mensen met 2000 jaar geschiedenis in het Tweestromenland lijkt uit te sterven.