Taal wezenlijk onderdeel van identiteit
Wereldwijd heeft het Engels tegenwoordig een ijzersterke positie. Je kunt eigenlijk niet meer zonder een zekere basiskennis Engels. En op wat hogere posities in de maatschappij is passief en actief gebruik van die taal veelal een vereiste. Dat hoort er gewoon bij.
Over de hele linie in het onderwijs wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de Engelse taal. Tot op de basisschool toe. Een tweede taal leer je nu eenmaal het beste als je jong bent. Aan onze universiteiten is het Engels als onderwijstaal al ver opgerukt.
Betekent dat op termijn het verdwijnen van het Nederlands, of in ieder geval een tweederangspositie voor onze eigen taal? Waarschijnlijk valt dat wel mee. Talen zijn vaak taai. Het Nederlands heeft, zelfs in België, drie eeuwen van sterke Franse invloed overleefd. Als Nederlandssprekenden zijn we in Europa met meer dan 23 miljoen.
Onmiskenbaar is taal een wezenlijk onderdeel van iemands identiteit. Van minder belang weliswaar dan godsdienst, maar zeker niet onbelangrijk. Vandaar dat taalconflicten vaak hoog oplopen. We behoeven daarvoor alleen maar bij de zuiderburen te kijken.
Taalminderheden verdedigen hun moedertaal met hand en tand. Een heel netwerk van organisaties en instellingen wordt daarvoor opgebouwd, van basisscholen tot universiteiten en van jeugdorganisaties tot dagbladen toe. Soms hebben taalminderheden zelfs een eigen politieke partij. Op die manier ontstaat een pseudozuil. Verzuiling is strikt genomen groepering en organisatie op basis van levensbeschouwing, maar bij een taalminderheid lijkt het daar soms erg op.
Communicatiemiddel
Tegelijkertijd geldt dat taal een communicatiemiddel is. Met mensen die jouw taal niet verstaan, is het moeilijk communiceren. Als je elkaar toch nodig hebt, moet je de taal van de ander gaan spreken, of de ander jouw taal. Of je moet uitwijken naar een derde taal die je allebei verstaat.
Hoe dat keuzeproces afloopt, is veelal een kwestie van aantals- en machtsverhoudingen. Het is nu eenmaal zinvoller om een taal te leren die vele miljoenen mensen kunnen verstaan, dan een taal die door slechts weinigen gesproken of begrepen wordt. Daarbij is uiteraard ook van belang waar die mensen wonen. Met de inwoners van de Europese Unie en Noord-Amerika hebben we intensiever contact dan met de Chinezen, ook al zijn er daar meer van.
Machtsverhoudingen spelen daarbij eveneens een rol. Zowel op wereldschaal als binnen een land. Europa en Noord-Amerika waren tot dusver de werelddelen die de toon aangaven. Of dat zo blijft, is een andere zaak.
Binnen een land geldt dat je er belang bij hebt de taal van de elite, de taal van de machthebbers te spreken. In de vroegere koloniën kon je als inlander vooruitkomen door de taal van de blanke te leren. Taalminderheden die een sterke economische (en politieke) positie bezitten en een sterk zelfbewustzijn hebben, weten zich vaak goed te handhaven. Zo wisten de Duitstalige minderheden in de Oost-Europese landen eeuwenlang stand te houden.
Dordtse synode
Op zich is het bestaan van een taal die grensoverschrijdend gebruikt wordt niets nieuws. Eeuwenlang vervulde het Latijn die rol. Op de Dordtse synode waren ook afgevaardigden uit Engeland, Duitsland en Zwitserland aanwezig. Dat gaf geen communicatieproblemen, want de discussies werden in het Latijn gevoerd. Alle afgevaardigden konden daarmee overweg. Alleen in Drenthe had men geen ouderlingen kunnen vinden die deze taal machtig waren. Elders was dat geen probleem.
Op den duur verloor het Latijn zijn functie als internationale taal van geleerden. Maar een halve eeuw geleden had je in Nederland voor een aantal academische studies nog een gymnasiumdiploma nodig.
De Franse taal heeft ook eeuwenlang grote betekenis gehad als de verbindende taal in Europa. Frans was zonder meer de taal van de diplomatie en de elite. Tot het eind van de 19e eeuw werd aan het Nederlandse hof Frans gesproken. Voor mensen die in de maatschappij wat wilden betekenen, hoorde kennis van het Frans gewoon bij hun culturele bagage.
Het liberale Tweede Kamerlid mr. G. Vonk stak niet onder stoelen of banken dat het grootste deel van zijn mede-Kamerleden volgens hem intellectueel beneden de maat was. Zijn voornaamste argument daarbij was dat ze de Franse taal niet voldoende beheersten. Dat was niet in de negentiende eeuw, maar kort na de Tweede Wereldoorlog!
Wereldomspannend
Zoals nu op de basisschool de kinderen Engels geleerd wordt, werd vroeger in het lager onderwijs aandacht besteed aan Frans. In ieder geval voor die leerlingen die naar de hbs of het gymnasium zouden gaan.
Inmiddels heeft het Frans duidelijk aan betekenis verloren. Waar is de tijd gebleven dat die taal voor alle middelbareschoolleerlingen een verplicht eindexamenvak was? Dat er meer lesuren aan Frans werden besteed dan aan Engels? Niet meer dan een op de zes leerlingen kiest tegenwoordig Frans als eindexamenvak.
Die neergang van het Frans is onomkeerbaar, wat ze daar in Parijs ook van mogen vinden. Het Engels is de taal van een van de belangrijkste Europese landen. Het is de taal van de Verenigde Staten, onmiskenbaar een wereldmacht. Engels is bovendien de taal van veel landen van het vroegere Britse wereldrijk, zowel van de blanke volksplantingen als Canada en Australië als van India en de vroegere Afrikaanse koloniën. Dat is een wereldomspannend taalgebied waar niet tegen op te boksen is.
De grote invloed van het Engels blijkt ook uit de opmars van Engelse woorden in de verschillende nationale talen. Dat gaat via de economie en de wetenschap, via de film- en tv-wereld en vooral ook via internet. Het veelvuldige gebruik van Engelse woorden, met name in het bedrijfsleven, geeft een modern imago. Is dat een vorm van taalvervuiling? Moeten we dat betreuren?
Laten we wel bedenken dat er ook vroeger sprake was van een veelvuldig gebruik van allerlei vreemde woorden. Die kwamen toen uit het Frans. Woorden als portemonnee en paraplu ervaren wij niet meer als vreemde woorden, maar zijn wel van Franse herkomst. Andere Franse woorden zijn verdwenen. De toiletjuffrouw heette vroeger de juffrouw van de retirade. Het Franse ”se retirer” betekent: zich terugtrekken.
Imponeergedrag
Het veelvuldige gebruik van woorden uit een andere taal die meer status heeft, is een vorm van imponeergedrag. Dat behoeven we niet aan te moedigen. Maar iets dergelijks was (overigens respectabele) mensen in het verleden ook niet vreemd. Waarom zouden ze zich anders Voetius of Revius hebben genoemd in plaats van Voet of Reefsen?
Frankrijk voert duidelijk een taalpolitiek gericht op het behoud van de eigen taal. In Nederland is daar nauwelijks sprake van. Toch zou dat geen kwaad kunnen. In 2010 besloot het kabinet dat in de Grondwet zou moeten worden opgenomen dat het Nederlands onze officiële taal is. Helaas is dat voorstel nooit verder gekomen.
Wat ten slotte de dominante positie van het Engels betreft: het is een groot pluspunt dat er in het Engelse taalgebied vanouds een rijke schat is aan gereformeerde en puriteinse literatuur. Die is nu ook te raadplegen door mensen voor wie het Engels niet de moedertaal is. Zoals het ook ten tijde van Paulus’ zendingsreizen een groot voordeel was dat je met Grieks in het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied overal terechtkon.