Tuinbouw kan nog zonder Bulgaar
RIJSWIJK. Het uitblijven van de grote stroom aan Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten heeft vooralsnog geen gevolgen voor de land- en tuinbouw in Nederland.
Aan de ene kant worden relatief duurdere arbeidskrachten niet uit de markt gedrukt door de goedkopere gelukszoekers. Anderzijds lijken bedrijven zich prima te kunnen bedruipen met het aanbod van werknemers uit andere landen zoals Polen, Duitsland, Spanje en Portugal.
Volgens meerdere organisaties in de land- en tuinbouw was het moeilijk te voorspellen wat het openstellen van de grenzen voor werknemers uit Bulgarije en Roemenië zou betekenen.
De angst bestond dat door de grote stroom Bulgaren en Roemenen de arbeidsmarkt flink onder druk zou komen te staan. Ook bleek uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat Nederlanders zich zorgen maakten over een toename van overlast en criminaliteit door de komst van nog meer migranten uit Oost- Europa.
Voorlopig blijkt die angst wat betreft de Roemenen en de Bulgaren ongegrond. Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben in de eerste weken van het jaar ‘slechts’ enkele tientallen Roemenen en Bulgaren een burgerservicenummer (BSN) aangevraagd om te mogen wer- ken.
Het overgrote deel van de arbeidsmigranten die zich sinds 1 januari hebben geregistreerd komt traditiegetrouw uit Polen.
Volgens de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) gingen Nederlandse uitzendorganisaties al niet uit van een grote stroom vanuit de twee Oost-Europese landen na 1 januari.
„Integendeel”, aldus een zegsman van de ABU. „Het overgrote aandeel wordt nog altijd gevormd door Polen. Al zien we wel dat hun aandeel kleiner wordt. Verder zien we een stijging van werknemers uit Spanje, Portugal en Duitsland. Het aandeel Roemenen en Bulgaren is qua inleenarbeid niet groot. We verwachten ook niet dat dit explosief zal toenemen.”
Voorzitter Albert Jan Maat van LTO Nederland is blij dat de grenzen nu ook voor Roemenen en Bulgaren openstaan. „Je kunt het niet maken om landen lid te maken van de EU maar wel speciale regels op te stellen”, stelt hij. „Dan moet je consequent zijn en die mensen ook toelaten.”
Net als de ABU staat Maat positief tegenover arbeidsmigranten. „Te vaak wordt er een negatief beeld geschetst. Maar zolang een Nederlandse werkloze werk mag weigeren, moeten wij niet moeilijk doen over mensen uit andere landen die in dat gat springen”, aldus de voorzitter. „Dat kun je de Nederlandse werkgevers ook niet verwijten. We hebben die mensen gewoon nodig.”
Maat is verbolgen over het feit dat de Nederlandse politiek in 2011 een beleid voerde waarbij werkvergunningen van Roemenen werden ingetrokken om zo Nederlandse werklozen aan het werk te krijgen. „Een oogklepbeleid dat gebaseerd was op politiek opportunisme”, blikt Maat terug. „Boomkwekers moesten destijds onverhoopt onervaren krachten uit Portugal of Spanje zien te regelen, want met de Nederlandse werklozen redden ze het destijds niet.”