Buitenland

Nederlander in Zuid-Sudan: Ik ben bang dat oorlog nog maanden duurt

Nederlander Wim Groenendijk bleef met zijn vrouw Cathy in de Zuid-Sudanese hoofdstad Juba toen de meeste buitenlanders het land verlieten. De zorg voor straatkinderen maakte het onmogelijk te vertrekken. Hij maakte angstige momenten mee tijdens de onlusten in december.

Mark Wallet

17 January 2014 18:12Gewijzigd op 15 November 2020 08:16
Wim en Cathy Groenendijk uit Juba, Zuid-Sudan. beeld Martin Droog
Wim en Cathy Groenendijk uit Juba, Zuid-Sudan. beeld Martin Droog

toen

Mijn vrouw Cathy en ik wonen sinds 1999 in Zuid-Sudan, waar ik toen werkte voor de ZOA. We woonden van 1999 tot 2004 in het dorp Katigiri en kwamen eigenlijk nooit in Juba, omdat dit onder bewind van het noordelijke regime stond. Eind 2006 zijn we echter in Juba gaan wonen. Ik heb sindsdien voor diverse bedrijven gewerkt en ook nog een periode voor ZOA. Ik houd me bezig met gezondheidszorg op het platteland en werk als veldinspecteur. Mijn vrouw leidt een project voor straatkinderen in Juba: Confident Children out of Conflict.

In de eerste jaren van ons verblijf in Zuid-Sudan woedde de burgeroorlog met het noorden nog volop. Het noordelijke leger voerde geregeld luchtaanvallen uit op grotere plaatsen in de regio. Ik herinner me dat een kerk bij ons in de buurt een keer vlak na de dienst op eerste kerstdag gebombardeerd is. Gelukkig zijn er toen geen doden gevallen, wel een aantal gewonden. Bij ons huis en kantoor waren schuilkelders, waar we van tijd tot tijd gebruik van moesten maken.

Vanaf 2003, toen de onderhandelingen tussen de zuidelijke rebellen van de SPLA en het noordelijke regime begonnen, werd het rustiger. Het uiteindelijke resultaat was de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan in 2011.

De verwachtingen rond de onafhankelijkheid waren extreem hoog. Wij zijn ook wel meegenomen in die euforie, denk ik, hoewel we van meet af aan ook wel zorgen hadden. Het leger bestond uit een samenraapsel van allerlei verschillende eenheden. Dat was vragen om moeilijkheden. De interne verdeeldheid in Zuid-Sudan is niet van gisteren.

Ik moet zeggen dat ik wel verwachtingen had van de regering als geheel. Voor mijn werk heb ik veel contact met regionale en lokale bestuurders en bij hen proefde ik vaak grote betrokkenheid en bereidheid er serieus tegenaan te gaan. Ook vanuit het buitenland keerden goed opgeleide Zuid-Sudanezen terug om mee te helpen aan de wederopbouw.


nu

Sinds president Salva Kiir (een Dinka, MW) in juli vorig jaar vicepresident Riek Machar (een Nuer) ontsloeg, namen de spanningen in het land toe. In persoonlijke gesprekken, maar ook op sociale media, klonken woedende reacties.

Op 15 december, ‘s avonds vanaf een uur of tien, klonken er bij ons in Juba schoten. Dat hield meer dan twee dagen aan, tot 17 december laat in de avond. Vanaf 19 december mochten we pas weer naar buiten. Veel mensen zijn toen geëvacueerd, er onstond een chaotische situatie, ook op het vliegveld van Juba. Wij zijn in goed overleg met de Nederlandse ambassade gebleven. We konden niet weg, onder meer vanwege de veertig straatmeisjes die Cathy onder haar hoede heeft.

We hebben dramatische verhalen gehoord van mensen in Juba. Op 15 en 16 december hebben ze bijvoorbeeld gezien hoe hun Nuerburen werden opgepakt om te worden vermoord. Dinka’s in het leger hadden de depots opengesteld en wapens uitgedeeld aan ieder die maar mee wilde vechten. In de stad Bor vielen Nuer juist Dinka aan. Ik heb in Rwanda gewoond, van 1995 en 1999, en de situatie deed me erg denken aan het bloedbad daar in 1994. Dat maakte het heel angstig.

De ongeregeldheden zijn begonnen in het leger, naar verluidt vanwege onvrede over de promotie van enkele Dinka’s. Het grote probleem is dat er geen centraal gezag in het leger is. De Nuer zijn nu gedeserteerd en die vormden bijna de helft van de krijgsmacht. Maar ook het overige deel vormt geen eenheid.


straks

De straatmeisjes zijn op 24 december veilig naar de zuidelijke plaats Yei gebracht en daar lijken ze voorlopig veilig te zijn. Mocht het ook daar te onveilig worden, dan hebben we een plan klaarliggen om hen naar Uganda te brengen. Zelf zijn we nu enkele weken in Nederland, waarbij het overigens om een geplande reis gaat.

Ik maak me grote zorgen over de toekomst in Zuid-Sudan. De vredesbesprekingen komen nauwelijks op gang, zodat het erop lijkt dat de burgeroorlog zeker nog wel een paar maanden zal voortwoekeren. Het afgelopen weekend was het ook weer onrustig in Juba. Cathy en ik zijn toen nog in een wijk van Juba geweest, waar zeker de helft van de huizen leegstond. Alle Nuer waren weggevlucht: ofwel naar de VN-bases, ofwel naar Jonglei State.

De mensen in Juba zijn behoorlijk wanhopig. Producten worden nu al duurder, hoewel veel nog altijd beschikbaar is. Vanuit Uganda vindt nog altijd bevoorrading plaats, maar het is duidelijk dat dit niet lang meer zo kan doorgaan. Er komt onvermijdelijk een economische crisis aan, te meer omdat er strijd rond de oliebronnen plaatsvindt.

In Rwanda heb ik ervaren hoe de kerk een belangrijke rol speelde in onderlinge verzoening, maar in Zuid-Sudan zie ik dat nog niet zo. Met Kerst werd bij ons in de anglicaanse kerk wel sterk tot verootmoediging opgeroepen en tot schuldbelijdenis. Maar initiatieven om Nuer en Dinka bij elkaar te brengen, zie ik verder eigenlijk nog maar nauwelijks. Beide bevolkingsgroepen zitten overigens ook nauwelijks bij elkaar in de kerk, wat vooral met de taal te maken heeft.

Sinds de onafhankelijkheid heeft de kerk voor zover ik kan zien ook nog niet veel werk gemaakt van onderlinge verzoening. Want naast de zwaar aangezette strijd met het noordelijke regime, bestonden er ook allang diepe onderlinge spanningen. Duidelijk is dat de kerk hulp nodig heeft in het werken aan verzoening en de wederopbouw van het land.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer