Kerk & religie

Prof. Van Lieburg: Sicco Tjaden noemde leden zelfs gedoopte heidenen

Sicco Tjaden hield zich veel bezig met „geesteswerkingen” en „geestelijke verlatingen.” Prof. dr. F. A. van Lieburg spreekt zaterdag op uitnodiging van de Stichting Studie der Nadere Reformatie over deze predikant uit Nieuwe Pekela. Alvast vier vragen. 



Jan van ’t Hul
17 January 2014 17:52Gewijzigd op 15 November 2020 08:16
Prof. F. A. van Lieburg. Beeld RD
Prof. F. A. van Lieburg. Beeld RD

Tjaden hield zich veel bezig met het naspeuren van geesteswerkingen. Is hij daarin vergelijkbaar met zijn tijd- en provinciegenoot Schortinghuis?


„Hij toonde grote aandacht voor de emotionele kant van het geloofsleven. Dat deelde hij inderdaad met tal van collega’s in de Groninger grensstreek en daarbuiten. Als je de geschriften van Schortinghuis, Verschuir of Tjaden leest, biggelen de tranen je bijna over de wangen. Voor een deel gingen ze in het spoor van vorige generaties gereformeerde en puriteinse schrijvers. Tegelijkertijd zie je bij deze Groningers een systematische uitwerking van het heel ‘innige’ christendom en de bevindelijke godgeleerdheid.”

Hij noemt zichzelf een arme sukkelaar.

„De ene keer noemde hij zich een zieke sukkelaar, de andere keer een arme sukkelaar. Lichaam en geest waren voor hem een eenheid. Tjaden had een matige gezondheid en een depressieve aanleg. Daarom zag hij er zo tegen op om predikant te worden en een gemeente te moeten leiden. Hij heeft het maar zeven jaar volgehouden en overleed al op 33-jarige leeftijd. Zijn dagboek was een soort uitlaatklep in zijn levensstrijd en God uiteraard zijn intieme bondgenoot.”

Tjaden kent de arglistigheden van het mensenhart. Toch spoort hij mensen onbezorgd aan om tot Jezus te gaan. 


„Menselijke zwakheid en vertrouwen op God vormden voor hem geen tegenstelling. Omdat hij zo’n groot inlevingsvermogen had in het geestelijke gepieker van zijn hoorders, kon hij ook ruimhartig zijn in de verkondiging van het Evangelie. Hij moet indrukwekkend hebben gepreekt. Hij trok volle kerken en werd genomineerd voor een beroep naar de stadsgemeente van Groningen. Ik denk dat de mensen waardeerden dat zijn boodschap een eenheid vormde met heel zijn persoonlijkheid en levenswijze.”

Tijdgenoten beschuldigden hem wel van bedorven mystiek en fijmelarij. Was daar reden toe?

„Dat zijn eigentijdse etiketten waarover je geen historisch oordeel kunt vellen. Omgekeerd spraken piëtisten over de dorre rechtzinnigheid of de slordige levenswandel van doorsnee gereformeerden. Tjaden noemde zijn gemeenteleden zelfs gedoopte heidenen. Het was een tijd waarin de aard van de inwendige godsdienst ter discussie stond. De theologie worstelde met nieuwe filosofieën, die kritisch naar de Bijbel en de traditie keken en een optimistisch mensbeeld ontwikkelden. Dat bracht vragen met zich mee over de betekenis van de wet, de zonde en de wedergeboorte. De gevestigde orthodoxie was bang dat een te grote nadruk op innerlijkheid (mystiek) en gevoel (fijmelarij) het kerkelijk leven en daarmee de sociale orde zou ondermijnen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer