Ootmoedige erkenning van Zijn daden
„De Gereformeerde Gemeenten hebben geen Theologische School gesticht om ook mee te doen, om zich een naam te verwerven, maar omdat de Heere ds. Kersten de nood van de gemeenten op het hart bond en hem het oog opende voor de noodzaak van de predikantsopleiding. Vandaag past geen mensenverheerlijking, maar een ootmoedige erkenning van Gods daden.”
Dat zei ds. A. F. Honkoop, tot voor kort voorzitter van het curatorium, zaterdag in zijn openingswoord tijdens de herdenking van het 75-jarig bestaan van de school in Rotterdam. In een volle Boezemsingelkerk werd herdacht dat driekwarteeuw geleden in hetzelfde kerkgebouw ds. H. Kieviet de school officieel opende. Een periode was afgesloten waarin veel weerstand overwonnen moest worden. Ds. G. H. Kersten, gezegend met grote communicatieve vaardigheden, heeft de zaak van de Theologische School met vasthoudendheid en met verloochening van zichzelf bepleit, zei ds. M. Golverdingen, die tijdens de herdenkingsbijeenkomst de voorgeschiedenis van de opening van de school schetste.
Terwijl van ds. Ledeboer preekschetsen bewaard bleven waaruit blijkt dat hij studie maakte van zijn preken, kwam in zijn gemeenten later steeds meer de nadruk te liggen op het extra-ordinaire, op de singuliere gaven, zei ds. Golverdingen. In de Kruisgemeenten was het ds. E. Fransen die vreesde voor letterknechten die geesteloze preken zouden voortbrengen. Onder zijn opvolgers waren echter enkele mensen die wel een eenvoudige opleiding hadden gekregen. De noodzaak van kennis en studie werd bij de vereniging van 1907, toen de Kruisgemeenten en het merendeel van de gemeenten van ds. Ledeboer samengingen in de Gereformeerde Gemeenten, benadrukt. In de jaren daarna werd het klimaat voor de theologische vorming echter weer ongunstiger.
Ds. Kersten en ds. W. den Hengst hebben een jarenlange strijd moeten voeren om de gemeenten van de noodzaak van een deugdelijke opleiding en van de schoolstichting te doordringen. Rond 1925 keerde het tij en aanvaardde de synode het bedrag dat inmiddels bijeengebracht was voor de bouw of aankoop van een schoolgebouw.
Behouden de Gereformeerde Gemeenten een independente, doperse trek, waarbij het extra-ordinaire tot norm wordt verheven, of ontwikkelen zij zich in voluit gereformeerde zin, dat was de vraag waar het in deze strijd om ging, aldus ds. Golverdingen. Ondanks het „morren en bestrijden” van sommigen kreeg de school rond 1927 brede steun, zo bleek uit de massale belangstelling voor de openingsbijeenkomst, zei rector ds. A. Moerkerken, die enkele impressies gaf van de periode 1927-2002.
Ds. Moerkerken noemde de acht voorzitters van het curatorium, van wie alleen ds. J. Vreugdenhil (1928-1944) en ds. A. F. Honkoop (1963-2002) lange tijd in functie waren. Bij de schoolopening waren ds. G. H. Kersten en ds. R. Kok docent, waarbij ds. Kok maar kort lesgegeven heeft.
Ds. Moerkerken typeerde elk van de inmiddels overleden docenten. De periode 1948-1953 was heel moeilijk, doordat een curator en de enige predikant-docent hoofdpersonen in een kerkelijk conflict waren. „De verhouding tussen docent en studenten is droevig te noemen”, citeerde ds. Moerkerken de curatoriumnotulen.
Het doorpluizen van het archief was behalve tot lering ook tot vermaak. De voorzitters van het curatorium gaven de studenten soms kernachtige vermaningen mee. Zoals een waarschuwing voor bewonderaars: die „zijn te vergelijken bij een slager die een paasos rondleidt om hem even later de hals af te snijden.”
In 1983 overleed docent ds. J. van Haaren, „een geboren didacticus”, in 1994 ds. P. Honkoop jr.: „Hij dacht gering van zichzelf; dat is een zeldzaamheid.”
„Laat zelfverheffing van ons geweerd worden”, besloot ds. Moerkerken zijn historisch overzicht. „De geschiedenis leert ons wat er geworden is van bepaalde onderwijsinstellingen die ooit begonnen als bolwerken van het gereformeerde belijden.”
Ds. Honkoop, die vorige week na 38,5 jaar afscheid nam als voorzitter van het curatorium, wees op de woorden van Gamaliël: „Indien deze raad, of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden. Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken.” „De Heere heeft ons in onze school veel gegeven. De komst van onze school was geen werk van mensen en daarom kon het niet gebroken worden, al zijn er van het begin tot de huidige dag pogingen gedaan om de school een andere vorm te geven. Soms lag de wijze van toelating onder vuur, andere keren de opleiding zelf”, zei de emeritus predikant uit Kloetinge.
Ds. Honkoop sprak een persoonlijk afscheidswoord: „Mensen gaan weg, maar de Heere blijft. De grote Koning is de Enige Die niet gemist kan worden. Met die getrouwe Koning kunt u verder. Ik zou zo graag in de Heere willen eindigen. Hem alleen komt de ere toe.”
Ds. A. M. den Boer, ds. J. J. van Eckeveld en ds. C. Neele gaven een impressie van hun studietijd in respectievelijk de jaren zestig, zeventig en negentig. Namens de Amerikaanse zustergemeenten overhandigde ds. G. M. de Leeuw aan de nieuwe voorzitter van het curatorium, ds. Van Eckeveld, een gedenkplaat en een gift („wacht even met verzilveren, want donderdag is de dollar omhoog gegaan”). Ds. A. Schot overhandigde ds. Van Eckeveld het geld dat de kerkenraad van Capelle aan den IJssel-West inzamelde voor nieuw schoolmeubilair en de aanschaf van boeken. Binnen enkele weken brachten de gemeenten 23.000 euro bijeen, terwijl de collecte zaterdag nog eens 6400 euro opbracht. „En er komen nog steeds giften binnen.” Ds. Schot overhandigde ook een fotocollage voor de school en bood ds. Honkoop en ds. Moerkerken een geschenk aan.
Docent ds. G. J. van Aalst overhandigde ds. Honkoop, ds. Van Eckeveld, ds. Moerkerken, koster/bibliothecaris M. Bal en redactielid J. Kranendonk-Gijssen de eerste exemplaren van het jubileumboek ”Ontboezemingen.” De eerste druk van dit boek (2500 exemplaren) is nagenoeg uitverkocht.