Emancipatie
Over de plaats van de vrouw is al veel geschreven en gediscussieerd. Aan deze discussie wil ik een nieuw element toevoegen: emancipatie in juridisch-historisch perspectief. Emancipatie is namelijk geen modern begrip. Het dateert al uit het Romeinse recht. In deze bijdrage zal ik iets schrijven over de betekenis van het Romeinse juridische begrip emancipatie.
Romeins recht
De Romeinen kenden niet het individuele eigendomsbegrip zoals wij dat kennen. Niet één persoon was eigenaar van een bepaalde zaak, maar een familie. De macht om over dat familiekapitaal te beschikken, berustte volledig bij de ”pater familias”. Dat was de oudste man van een familie.
Deze pater had vaak kinderen en kleinkinderen die zelf reeds op leeftijd waren gekomen. De nazaten waren weliswaar volwassen en zelfstandig tot handelen in staat, maar in economische zin volstrekt afhankelijk van de pater familias. Om deze pater draaide het hele Romeinse familierecht. De ”familia” was vervolgens de hoeksteen van het Romeinse recht.
Dat systeem had duidelijke voordelen. Leden van dezelfde familie konden elkaar goederen of diensten leveren zonder daar geld voor in rekening te brengen. Daar werden ze niet armer of rijker van. Bij hen bleef het vermogen letterlijk in de ”familia”.
De vrouw die in het huwelijk trad, verliet haar eigen familie en kreeg haar aandeel in het familievermogen als bruidsschat mee. De vrouw maakte na haar huwelijk deel uit van de familie van de man. Haar bruidsschat bleef haar eigendom en verviel niet aan de familie van haar echtgenoot. Haar echtgenoot kon daarover ook alleen met toestemming van de vrouw beschikken. Als het huwelijk eindigde (door overlijden van de man of door echtscheiding), werd de vrouw ”geëmancipeerd”. Zij werd dan ”sui iuris”, dat wil zeggen: van eigen recht. Zij maakte geen deel meer uit van de familie van de man. Evenmin trad zij weer toe tot haar eigen familie. Zij was vanaf dat moment volkomen zelfstandig.
Na beëindiging van het huwelijk kon de vrouw daardoor zelf beschikken over haar aandeel in het familiekapitaal. Dat vermogen had zij bij haar huwelijk als bruidsschat ontvangen en daarover mocht zij na beëindiging van het huwelijk zelfstandig beschikken. Het kon daardoor gebeuren dat een jonge weduwe haar vermogen zelfstandig kon beheren, terwijl haar oudere broers (of zelfs haar ooms) economisch volledig afhankelijk waren van de pater familias.
Historische context
In de discussie over de plaats van de vrouw wordt uiteraard telkens verwezen naar de positie van de vrouw zoals deze wordt beschreven in de Bijbel. Daarbij is het de vraag of bijvoorbeeld Paulus beoogt die positie van de vrouw voor te schrijven of dat hij de plaats van de vrouw slechts beschrijft zoals die op dat moment is. Anders gezegd: zijn die beschrijvingen bedoeld als een theologisch gebod of als een weergave van de toenmalige cultuur? Of is er sprake van voorschriften die vanuit een bepaalde cultuur en vanuit een toen bestaande maatschappelijke werkelijkheid zijn gegeven? Het komt mij voor dat beide elementen daarbij een rol spelen. Vanuit mijn beperkte kennis kan ik daar echter geen beslissend oordeel over uitspreken.
Als we ervan uitgaan dat de wijze waarop Paulus de positie van de vrouw weergeeft in ieder geval is beïnvloed door de toen heersende juridische opvattingen, is die historische context wel degelijk van belang. Daarom pleit ik ervoor om in ieder geval rekening te houden met de historische gegevens. Die benadering pleit ervoor om niet in het algemeen te spreken over dé positie van de vrouw, maar om onderscheid te maken tussen gehuwde vrouwen aan de ene kant en ”geëmancipeerde” vrouwen anderzijds. Op grond van die overweging zouden weduwen bijvoorbeeld wel toegelaten kunnen worden tot een zogenaamde manslidmatenvergadering van de kerk. Dat is niet alleen erg praktisch. Een alleenstaande weduwe hoeft dan niet via haar buren te informeren naar belangwekkende informatie. Het is historisch-juridisch bovendien goed uit te leggen. Althans, dat is het doel van deze column!
Mr. J. D. van Vlastuin, advocaat bij de maatschap Bouwman Van Dommelen Advocaten