Binnenland

Zorgen over criminaliteit door kind jonger dan twaalf jaar

Steden maken melding van overlast en criminaliteit door kinderen jonger dan 12 jaar. Er klinken echter ook relativerende geluiden: „Bij de meeste kinderen is het niet meer dan kattenkwaad of een experiment.”

8 January 2014 14:48Gewijzigd op 15 November 2020 08:05
Beeld André Dorst
Beeld André Dorst

Een zonnige middag in augustus 2008. In het Haagse Zuiderpark beroven twee jochies van 11 en 14 jaar een jongeman van zijn scooter en geld, mishandelen hem en steken hun slachtoffer met een aardappelschilmesje.

Een 12-jarige jongen overvalt een paar maanden daarvoor met geweld een sigarenboer in het Rotterdamse Katendrecht. Vijf Goudse jongetjes in de leeftijd van 7 tot 12 jaar randen in april 2009 een jonge vrouw aan. Het incident heeft plaats vlak achter een voetbalveld waar op dat moment honderden mensen naar een wedstrijd kijken.

Een 11-jarig jongetje steelt in december 2010 een scootmobiel in een winkelcentrum in Zwolle en zet het vervoermiddel thuis in de achtertuin. Zijn moeder, die een strafblad heeft voor diefstal, zegt er niets van. De politie pakt begin vorige maand twee 12-jarige jongens uit Ede op voor diefstal uit een serie winkels in hun woonplaats.

Behalve aan geweldsmisdrijven en winkeldiefstal maken kinderen onder de twaalf jaar zich vooral schuldig aan overlast. In een brief aan minister Opstelten van afgelopen zomer slaat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) alarm om het groeiend aantal steden –waaronder Leeuwarden, Apeldoorn, Den Bosch en Alkmaar– dat last heeft van heel jonge overlastgevers. Ze wil voorkomen dat de Eerste Kamer de bevoegdheid in de Gemeentewet schrapt die de lokale overheid de mogelijkheid geeft om ernstige overlast door kinderen tegen te gaan. Zo kan een burgemeester de ouders van jonge relschoppers sommeren hun kinderen ’s avonds laat niet op straat rond te laten hangen.

Cijfers over criminaliteit door kinderen over een lange reeks van jaren zijn er niet. Dat maakt het lastig om betrouwbare conclusies te trekken. Onderzoeks- en adviesorganisatie DSP-groep becijferde in augustus 2012 dat in twee jaar tijd twee op de duizend kinderen minimaal één keer in aanraking komen met de politie vanwege een delict en als verdachte worden geregistreerd. Dat zijn ongeveer 2000 kinderen per jaar.

De overgrote meerderheid van hen is jongen. Iets minder dan de helft van de jonge boefjes is 11 jaar als ze voor de eerste keer als verdachte worden geregistreerd.

De onderzoekers signaleren een „duidelijke oververtegenwoordiging” van kinderen uit migrantengroepen: 1,5 op de 1000 autochtone kinderen versus 6 op de 1000 kinderen uit migrantengroepen. Het gaat vooral om Marokkaanse en Antilliaanse kinderen.

Kinderen uit migrantengezinnen wonen relatief vaker in gezinnen met een lage sociaal-economische status, in achterstandswijken met meer criminaliteit en in buurten met weinig voorzieningen en speelmogelijkheden, zo verklaren de DSP-onderzoekers de criminaliteitscijfers onder migrantenkinderen jonger dan twaalf jaar. Bovendien blijkt het opvoeden in twee culturen een lastige opgave voor ouders. Zij houden hun kinderen minder goed in de gaten als het gaat om de specifieke vereisten van onze maatschappij. Daarnaast zijn ouders uit migrantengroepen lastiger bereikbaar voor hulp. Binnen migrantengroepen zou een groot wantrouwen leven tegenover hulpverlenende instanties en jeugdzorg, waardoor zij vaak pas in aanraking komen met de hulpverlening als de problemen al groot zijn.

De meesten jonge boefjes onder de twaalf jaar maken zich schuldig aan vernielingen, op de voet gevolgd door diefstal. Geweldsmisdrijven onder de jonge groep delinquenten komen minder vaak voor.

Groepsdruk

Aan zeer ernstig geweld –moord en doodslag– maken 12-minners zich maar zeer sporadisch schuldig, zegt hoogleraar jeugdcriminologie dr. Peter van der Laan, onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) in Amsterdam. „Het is soms verdraaid lastig een grens te trekken tussen criminaliteit en kattenkwaad. Ik ben ervan overtuigd dat veel overtredingen van nu vroeger als kattenkwaad zou zijn bestempeld. Als je kindercriminaliteit écht zou gaan analyseren, is het absolute aantal kinderen dat over de schreef gaat zeer klein.”

Kinderen met probleemgedrag krijgen veel aandacht. Terecht, meent Van der Laan, die in 2008 meeschreef aan het boek ”Misdadiger van morgen”, over de ontwikkeling en effectieve aanpak van jeugddelinquentie onder 12-minners. „Juist in die groep kinderen is het risico hoger dat ze later het criminele pad op gaan.”

Maar hoe is het mogelijk dat een kind al crimineel gedrag vertoont of zelfs geweld gebruikt? Van der Laan: „Die vraag komt ook bovendrijven bij ernstige (zeden)delicten door volwassenen en is niet altijd te beantwoorden. Als een licht verstandelijk beperkt kind een dier mishandelt, is dat niet goed te praten. Het is echter wel een verklaring waaróm dat kind zoiets doet. Kennis over de achtergrond van het kind maakt ons oordeel gematigder.”

Bij delinquent gedrag door kinderen onder de twaalf jaar speelt groepsdruk een belangrijke rol, zegt Van der Laan. „Een kind is soms makkelijk te beïnvloeden als het omgaat met leeftijdsgenoten. Bij de meeste kinderen die een overtreding begaan, is er niets om je zorgen over te maken. Hun misstap is niet goed te praten, maar valt meestal onder de categorie kattenkwaad of experimenteren. Veel zorgelijker is probleemgedrag dat serieuze signalen afgeeft voor een toekomstige criminale carrière. Zaak is om die kleine groep kinderen op tijd in beeld te hebben.”

Van der Laan kan niet bevestigen of de criminaliteit en overlast door kinderen onder de twaalf jaar toeneemt, zoals de VNG beweert. „Mogelijk hebben enkele gemeenten een ernstig incident voor ogen. Dan ontstaat al vrij snel de indruk dat er iets gaande is. Dezelfde vraagtekens plaats ik bij berichten dat de jeugdcriminaliteit zou afnemen. Gevoel is een slechte raadgever. We hebben geen betrouwbare cijfers over een lange reeks van jaren beschikbaar om te kunnen spreken over trends zoals groei of afname. Er zou stelselmatig onderzoek moeten komen naar delinquent gedrag onder jonge kinderen.”

Verwaarlozing

Hoewel vrienden en school van invloed zijn op het gedrag van kinderen, zijn vooral de ouders bepalend voor een eventuele criminele carrière van hun kroost, zegt dr. Machteld Hoeve, universitair docent forensische orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. „Ouders die hun kind warmte en liefde geven, ondersteuning bieden, regels stellen en die consequent handhaven en uitleggen waarom iets niet mag, hebben minder kans op crimineel gedrag bij hun kind dan autoritaire opvoeders. De band tussen kinderen en ouders begint al in de babyperiode. Verwaarlozing, mishandeling of afwijzing door ouders is voor het kind een vruchtbare voedingsbodem voor problemen op latere leeftijd.”

Hoeve herkent het beeld dat criminaliteit onder allochtone 12-minners groter is dan onder autochtone leeftijdsgenoten. Ze tekent daarbij aan dat allochtone kinderen meer op straat leven, waardoor hun pakkans groter is. „Dat zie je terug in de cijfers.”

Binnen de allochtone groepen reageren vaders en moeders volgens Hoeve verschillend op problematisch of crimineel gedrag van hun kind. „Marokkaanse ouders willen het probleemgedrag van hun kind dat school signaleert niet zien. Turkse ouders staan daar anders in.”

Over het algemeen trekken ouders bij probleemgedrag van hun kind meestal niet zelf aan de bel. Het baart Hoeve daarom zorgen dat instanties die op welke wijze dan ook bij kinderen zijn betrokken –school, kinderopvang, peuterspeelzalen, clubs en gemeenten– zo langs elkaar heen werken.

Versnipperd

Ze wordt daarin gesteund door een rapport van Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) van afgelopen najaar. De STJ –een samenwerkingsverband van de inspecties voor de gezondheidszorg, het onderwijs, jeugdzorg, veiligheid en justitie en sociale zaken en werkgelegenheid– onderzocht in de drie middelgrote gemeenten Diemen, Leiderdorp en Nijkerk wat gemeenten en organisaties gezamenlijk doen om te voorkomen dat kinderen onder de twaalf jaar crimineel gedrag ontwikkelen.

De conclusies zijn op z’n minst verontrustend. Ernstig normoverschrijdend gedrag wordt wel gesignaleerd, maar vaak niet in verband gebracht met risico’s op toekomstig crimineel gedrag. Daarnaast zijn jonge kinderen die risico lopen om op het verkeerde pad te raken bij gemeenten onvoldoende in beeld. Bovendien delen organisaties en professionals die bij de kinderen zijn betrokken hun zorgen en signalen over probleemgedrag onvoldoende met elkaar. Zij maken te weinig gebruik van digitale hulpmiddelen om probleemgedrag centraal te registreren. De hulp aan gezinnen in problemen is nog te veel versnipperd en ad hoc.

De bevindingen van STJ laten zien dat een betere uitwisseling van gegevens tussen de diverse betrokken organisaties broodnodig is, meent de Amsterdamse universitair docent Hoeve. „Er wordt veel te veel langs elkaar heen gewerkt. Het probleem in ons land is dat we zo veel preventieprogramma’s hebben, zonder dat is nagegaan of ze wel effectief zijn. Bij de ontwikkeling van medicijnen kijken onderzoekers toch ook of ze hun werk doen en wat de kosten zijn? Gelukkig is er steeds meer een kentering te zien in de houding van ”gewoon proberen en dan zien we wel”.”

www.dsp-groep.nl
www.hetccv.nl
www.inspectiejeugdzorg.nl


Ruim een derde 12-minners valt in herhaling

Van de kinderen die onder de 12 jaar voor het eerst als verdachte in aanraking komen met de politie, krijgt ruim een derde op latere leeftijd opnieuw met justitie te maken. Dat blijkt uit onderzoek van mr. dr. Lieke van Domburgh, senior onderzoeker op de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het VUmc in Amsterdam. Van Domburgh maakt onderscheid tussen drie groepen delinquenten onder de twaalf jaar.

Problematisch

Het kind heeft sociaal-emotionele problemen, soms autistische trekjes en kan op school moeilijk meekomen. Deze kinderen zijn niet zelden bovendien slachtoffer van een gebroken gezin, verwaarlozing en mishandeling door de ouders. „Zij krijgen van hun ouders te horen dat ze niets waard zijn en niets kunnen”, aldus Van Domburgh. „Ze plegen delicten, ze pesten en zijn zelf vaak ook slachtoffer van deze praktijken. De recidive onder deze groep is groot.”

Impulsief

Het kind vertoont impulsief- en probleemgedrag, meestal niet in combinatie met andere problematiek zoals ellende thuis.

Incidenteel

Kinderen die uit een normale gezinssituatie komen, hebben zelden gedragsproblemen. Degenen die voor hun twaalfde jaar een delict plegen, zullen op latere leeftijd slechts zelden opnieuw met de politie in aanraking komen.

Van Domburgh heeft ook onderzocht hoe stabiel de drie groepen kinderen zijn. „Jonge kinderen zijn nog volop in ontwikkeling. Weliswaar keren de jonge delinquenten op latere leeftijd meestal terug in dezelfde groep delictplegers, maar er is verandering mogelijk.”

Bij preventie moet iedereen om het kind heen bij de hulp betrokken zijn, waarschuwt Van Domburgh. „Het gaat niet om de schuldvraag. Voor effectieve hulp en preventie zijn de ouders nodig. Het is hun kind. Dat zal eerder luisteren naar hen dan naar iemand die in een sessie van een halfuurtje tegen hem aan praat.”

De onderzoekster waarschuwt dat hulp aan kinderen met problematisch gedrag geen kwestie van uitproberen is. „Het schaadt kinderen als je een verkeerde methodiek op hen loslaat. In mijn ogen is dat een vorm van kindermishandeling.”


SNAP-methode

Om terugval in de criminaliteit van kinderen die onder de twaalf jaar voor het eerst met de politie in aanraking komen tegen te gaan, is in Flevoland het programma Stop Now And Plan (SNAP) gestart.

SNAP is een programma dat kinderen met antisociale en agressieve gedragsproblemen  helpt op het goede pad te blijven. Door een intensieve samenwerking op het gebied van zorg, veiligheid en onderwijs krijgen deze kinderen door SNAP preventieve zorg en een klinische behandeling.

SNAP helpt kinderen en hun ouders eerst na te denken over mogelijke positieve alternatieven voordat ze overgaan tot negatief, impulsief gedrag. SNAP komt uit Canada en wordt in meerdere landen zoals in Engeland, de Verenigde Staten en Denemarken met succes gebruikt. Gemiddeld laat ruim 70 procent van de kinderen die het hoogste risico lopen op latere leeftijd terug te vallen in crimineel gedrag geen recidive meer zien.


Lees in Digibron

Jeugdbendes op de korrel, Reformatorisch Dagblad (14-04-2012)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer