Baan moeder beïnvloedt dochter
AMSTERDAM. Vrouwen die op hun twaalfde een werkende moeder hebben, willen later vaker een betaalde baan dan vrouwen van wie vroeger alleen de vader werkte.
Dat blijkt uit onderzoek waarop Justine Ruitenberg volgende week promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.
Dochters hechten ook vaker aan gelijke taken naarmate hun moeders hoger zijn opgeleid.
Ruitenberg onderzocht wat Nederlandse moeders motiveert bij hun keuzes op de arbeidsmarkt. Ze enquêteerde 935 moeders met ten minste één thuiswonend kind van 12 jaar of jonger. Om de invloed van „ouderlijke boodschappen” over economische onafhankelijkheid scherper te krijgen, heeft ze daarnaast 39 moeders geïnterviewd.
Geëmancipeerde moeders herinneren zich hun eigen moeder opvallend vaak als een vrouw die ofwel behoorlijk dominant was, ofwel onwillig stond tegenover haar traditionele moederrol en daarmee ontevreden was, zo blijkt daaruit.
Deze moeders vertelden bovendien relatief veel verhalen over plotselinge of ongewenste familiegebeurtenissen. Zo werd een derde van hen om verschillende redenen opgevoed door een alleenstaande moeder die zorgde voor het gezinsinkomen.
Andere verhalen gingen over ongewone gezinssituaties –kostschool, een drankzuchtige vader, een moeder met psychiatrische problemen, dramatische gebeurtenissen met gezinsleden– waardoor zij min of meer werden gedwongen om op te groeien als onafhankelijke jonge vrouwen.
Moeders met traditionele rolopvattingen benadrukten daarentegen dat zij afkomstig waren uit warme gezinnen en hadden vaak vele gelukkige en fijne jeugdherrinneringen, aldus Ruitenberg.
Het hebben van een kleine parttimebaan blijkt over het algemeen wel de voorkeur te hebben van de niet-werkende moeders uit het onderzoek van Ruitenberg. Dat zij er niet in slagen hun arbeidsurenwensen in de praktijk te brengen, komt onder meer doordat hun arbeidsverleden vaak een ad hoc en lukraak karakter heeft.
De onderzoekster noemt het opvallend dat de niet-werkende moeders hun keus om geen betaald werk te doen niet motiveren met morele opvattingen over de traditionele moederrol. „Mogelijk willen zij de keuzes van andere moeders niet veroordelen, in reactie op de commentaren die zij zelf op hun manier van leven krijgen”, oppert Ruitenberg.
Onvrede tussen echtgenoten over de bestaande taakverdeling komt volgens Ruitenberg sowieso weinig voor. Zo beschouwen moeders met kleine deeltijdbanen het als natuurlijk dat zij vaker voor de kinderen zorgen en vinden niet-werkende moeders dat ze niet mogen klagen omdat ze zelf geen betaald werk doen. Moeders die eigenlijk een gelijke taakverdeling nastreven, accepteren het regelen van een oppas of het kopen van cadeautjes voor verjaardagen of kinderfeestjes als hun natuurlijke taak.
„Ongelijkheden tussen mannen en vrouwen worden niet meer gezien als iets gemeenschappelijks dat vrouwen bindt, maar als privékwesties. De politieke emancipatiestrijd is daarmee weer persoonlijk geworden”, aldus Ruitenberg.