Prof. Barend Kamphuis ziet uit naar hereniging GKV en NGK
Op een bepaald moment besloot prof. dr. Barend Kamphuis zich niet meer te laten leiden door mensen die hem vergeleken met zijn vader, nadat hij deze opvolgde als hoogleraar. „Ik moest leren mezelf te zijn. Als het gaat om het zuiver bewaren van de leer kan het niet zo zijn dat het hele dogmatische denken van de GKV aan mijn persoon hangt.”
Als domineeszoon bracht hij zijn jeugdjaren door in Ferwert- Hallum, Bunschoten-Spakenburg en Rotterdam-Delfshaven. In 1959, hij was toen 9 jaar, werd zijn vader hoogleraar in Kampen. „Vader had verteld dat er in Kampen, net als in Rotterdam, ook water was. Ik zag de IJssel, maar wat een teleurstelling. Vergeleken met de Nieuwe Maas in Rotterdam was het een slootje.”
De prominente plaats die zijn vader, prof. Jaap Kamphuis, innam in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV), had grote invloed op zoon Barend. „Vader was hoofdredacteur van het kerkblad De Reformatie. Vanaf 1966 raakte hij betrokken bij de scheuring die zich in de GKV voltrok, onder meer in Kampen. Ik verloor door de kerkelijke verwikkelingen een van mijn beste vrienden. Pas dit jaar hebben we elkaar voor het eerst weer gesproken.”
Door alle verwikkelingen stortte de 18-jarige examenkandidaat in. „Een deel van de leraren werkte ook op de universiteit. Een aantal van hen was tegen de lijn die mijn vader voorstond. Thuis, op school en in de kerk ondervond ik de pijnlijke gevolgen van de scheuring. Ik kwam op een leeftijd dat ik zelf keuzes ging maken, maar stelde me op in de lijn van mijn vader. Van loyaliteitsconflicten heb ik wat dat betreft geen last gehad. Wat bleef waren de gevolgen van de scheuring. In een provinciestad als Kampen kon je er nergens aan ontsnappen.”
Voelde u zich het kind van de rekening?
„Zo ervoer ik het niet. Het kostte me wel veel energie. Ik was zeer gesteld op bijvoorbeeld ds. C. H. Lindeboom, van wie ik catechisatie kreeg. Hij behoorde tot de groep die aan de andere kant van het kerkelijk leven kwam te staan en zich later Nederlands gereformeerd ging noemen.”
In hoeverre hebben die jaren u gestempeld?
„Ik heb er geen liefde voor kerkscheuringen aan overgehouden. In een kerkelijke gemeente beleef je als het goed is onderlinge verbondenheid. Als er dan zoiets misgaat, slaat dat een diepe wond. In 2004 voltrok zich in de Eudokiakerk in Kampen, waar ik lid ben, een nieuwe scheuring. Ik kan het maar niet klein krijgen hoe het kan dat wij gereformeerden zo makkelijk naar het middel van een afscheiding grijpen.”
U spant zich in voor kerkelijke eenheid. Als reactie op wat u in uw jeugd meemaakte?
„Ik denk het wel. In mijn eerste gemeente, Vlissingen, preekte ik al veel over het elkaar ontmoeten in liefde. De aandacht voor oecumene, de eenheid in het wereldwijde christendom, is bij mij pas later ontstaan.”
Aanvankelijk ging u wis- en natuurkunde studeren. Waarom stapte u na anderhalf jaar over op theologie?
„Dat ik wis- en natuurkunde ging studeren, lag voor de hand. Ik was er goed in. Dat heb ik van mijn moeder geërfd. Op de studentenvereniging in Groningen ontstond mijn interesse in theologie. Mede dankzij het latere Tweede Kamerlid Kars Veling, toen ouderejaars, werd mijn interesse voor filosofie en theologie gewekt.”
Wanneer sprak u er met uw vader over dat u theologie wilde gaan studeren?
„Dat was tijdens een paasweekend in een vakantiehuisje in Drenthe. Mijn vader heeft me nooit geprobeerd over te halen om predikant te worden. Maar hij was wel heel blij toen ik erover begon.”
Hoe was de band tussen u en uw vader?
„Heel goed. Ik ben door hem bevestigd in mijn eerste gemeente, heb mijn doctoraal bij hem gedaan en volgde hem op als hoogleraar. Toch heb ik van hem niet de druk ervaren om precies te worden zoals hij was. Hij heeft me altijd de ruimte gegeven om mijn eigen weg te gaan.”
Het is onontkoombaar dat uw vader ter sprake komt als het over u gaat. Hoe gaat u daarmee om?
„Toen ik net hoogleraar was, vond ik dat niet makkelijk. Er waren bepaalde verwachtingen van mij, op grond van wie mijn vader was. Er werd me gezegd: Zorg als dogmaticus dat de gereformeerde leer zuiver bewaard blijft. Op een zeker moment besloot ik niet meer te denken: Wat zou mijn vader hiervan zeggen?. Ik moest leren mezelf te zijn. Als het gaat om het zuiver bewaren van de leer kan het niet zo zijn dat het hele dogmatische denken van de GKV aan mijn persoon hangt. Die last hoef ik niet te dragen. De waarheid kan voor zichzelf zorgen.”
Hoe ontspant u zich?
„Ik houd erg van schaken. Hier in Kampen ben ik voorzitter van de schaakclub. Om even de gedachten te verzetten, los ik graag sudoku’s op.” Prof. Kamphuis wijst naar het beeldscherm van zijn computer. „Zie je de foto van de sperweruil? Mijn andere hobby is vogelen. Die uil zat eind november in Zwolle op een industrieterrein. Ik ben er gaan kijken. Al heb ik niet veel tijd voor vogelen, toch ben ik fanatiek. Ik houd precies bij welke vogels ik heb gezien, wanneer en in welke aantallen.”
In 1987 volgde u uw vader op aan de Theologische Universiteit Kampen (TUK). In die tijd was de band tussen kerk en school hechter dan nu. Beïnvloedde dat de sfeer?
„Er is een tijd geweest dat alle collega’s bij elkaar op verjaardagsvisite gingen. Ik vind het niet erg dat het klimaat op de TUK nu wat zakelijker is. De band met de kerk is niet minder hecht, maar anders. Al was het alleen maar omdat lang niet alle studenten predikant worden. Ik zie het nog altijd als mijn belangrijkste roeping om dienaren des Woords op te leiden. De band tussen kerk en universiteit ervaar ik ook daardoor. Dankzij de universiteit ken ik zo ongeveer alle predikanten in de GKV persoonlijk.”
Hoe staat u in de beweging die de GKV doormaakten van een gesloten bastion naar een kerk waarin volop discussie is?
„Ik maak volop deel uit van die beweging. In de jaren 70 was er eenvormigheid. Onder de radar waren er echter meer beweging en onvrede dan er naar buiten kwam. Er is te lang vastgehouden aan het idee dat ”wij in de GKV” trouw waren aan Schrift en belijdenis. Typisch vrijgemaakte kenmerken, zoals een grote nadruk op het verbond en op de kerk, hebben daaraan meegewerkt.”
U verdiepte zich in het kader van uw promotie in 1999 in de 20e-eeuwse theologen Bonhoeffer, Barth en Pannenberg. Zou dat twintig jaar eerder ook gekund hebben?
„Tijdens mijn opleiding stonden het denken in de tijd van de Reformatie en de theologie van K. Schilder centraal. Er werd wel gewaarschuwd tegen de Schriftkritiek, maar we verdiepten ons er niet echt in. In feite was er een grote lacune op het gebied van de 20e-eeuwse theologie. Ik heb het allemaal zelf moeten ontdekken.”
Waarom koos u ervoor om u juist in moderne theologie te verdiepen?
„Mijn promotor was de Apeldoornse prof. dr. J. van Genderen. Tijdens de promotiestudie heb ik intensief Barth en Bonhoeffer leren lezen. Ik had ook veilig Calvijn of Schilder kunnen kiezen. Maar theologie staat nooit los van de cultuur of samenleving waarin ze opkomt. Zonder inhoudelijk alles van Barth en Bonhoeffer over te nemen, durf ik te zeggen dat deze theologen een radar hadden voor de vragen van hun tijd. Ze formuleerden daarop vanuit het Evangelie indringende antwoorden. Die kun je niet naast je neer leggen. De moderne theologie heeft niet het laatste woord. Maar eraan voorbijgaan is een vorm van hoogmoed.”
Hoe ging dat: het uzelf eigen maken van de moderne theologie?
„Vooral door het lezen van biografieën van moderne theologen heb ik geleerd hoe leer en leven met elkaar verweven zijn. Ik wil eerst de kaders weten waarin bepaalde gedachten tot stand komen. Die manier van werken pas ik ook toe in colleges. Pas heb ik met studenten een hoofdstuk uit ”Lichaam en Geest van Christus” van A. van de Beek behandeld. Dat doe ik pas na uitgelegd te hebben hoe het hele boek in elkaar zit.”
Bleef u een gereformeerd theoloog?
„Van harte. Ik sta achter Schrift en belijdenis. Toch zeg ik weleens tegen studenten: Je kunt niet ongestraft de werken van Karl Barth lezen. Ik heb veel van hem geleerd, bijvoorbeeld waar hij spreekt over het lijden van God. Schilder zegt: God kan door niets uit de schepping aangedaan worden. Barth leert: je gaat nog meer van Gods genade begrijpen als je ziet hoeveel het Christus kostte om de breuk te herstellen tussen God en mens.”
Welke kaders geeft u mee aan studenten die zelfstandige theologen moeten worden?
„Ik blijf graag dicht bij de Heilige Schrift. Over de uitleg van de Schrift is discussie mogelijk, over de normativiteit ervan niet. Wat het gezag van de Bijbel precies betekent? Ik sta ervoor open om daarover meer te leren, ook van mijn studenten.”
U participeert in de nationale synode, waaraan meer stromingen dan alleen de gereformeerde deelnemen. Met overgave, stelde iemand die u aan het werk zag.
„Ik had tranen in mijn ogen bij het begin van de eerste nationale synode. We kunnen in dit leven nooit volledige kerkelijke eenheid bereiken. Toch heb ik diepgaande geloofsgesprekken gehad met volslagen vreemden. In de tijd dat ik deputaat kerkelijke eenheid was, heeft het verlangen naar eenheid me gegrepen. Johannes 17, waarin Christus bidt om de eenheid van de Zijnen, speelt daarin een belangrijke rol. Het doet me pijn dat wij mensen daarin zo veel tekortschieten.”
Bent u een gevoelsmens?
„Ik denk het wel. Vrijgemaakten staan altijd bekend als verbondsautomatisten en kerkisten. Maar in mijn voorgeslacht zat veel bevindelijk christendom. Als het om het Evangelie gaat, ben ik snel geraakt.”
Rond de tweede nationale synode lanceerde u het plan voor een katholiciteitseffectrapportage.
„Na de eerste nationale synode viel het me op hoe makkelijk kerken besluiten nemen zonder rekening te houden met de gevolgen voor de kerkelijke eenheid. Denk bijvoorbeeld aan de invoering van de Nieuwe Bijbelvertaling in de GKV. Daarmee hebben we ons vervreemd van een deel van de gereformeerde gezindte. Het was denk ik goed geweest als we ons de vraag hadden gesteld: is het ons dat waard? Een katholiciteitseffectrapportage kan helpen te beseffen welke risico’s je in de kerk loopt.”
Wat mag de eenheid kosten?
„Als de apostel Paulus zijn eigen identiteit schetst, concludeert hij dat al het zijne niets waard is tegenover de alles te bovengaande kennis van Christus. De kracht zoeken in onze eigen identiteit moet ons ontnomen zijn. Bij Christus valt al het andere weg. Zo heb ik pas gezegd: Het voortbestaan van de Theologische Universiteit Kampen mag geen struikelblok zijn voor kerkelijke eenheid.”
En het voortbestaan van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt?
„De kerk is gelukkig breder dan de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Ik hoop dat GKV en NGK zich herenigen, en zie uit naar het moment dat ook de band met de CGK nauwer wordt.”
Levensloop Barend Kamphuis
Het grootste deel van zijn leven bracht Barend Kamphuis (1950) door in Kampen, de stad waar zijn vader, prof. Jaap Kamphuis (1921-2012), hoogleraar was. Bepalend voor zijn jeugd was de scheuring die zich in de periode 1967-1969 voltrok in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Waar leeftijdsgenoten de kerk verlieten, bleef Kamphuis jr. Hij ging theologie studeren en werd predikant. In 1987 volgde hij zijn vader op als hoogleraar. Prof. Kamphuis maakt deel uit van de stuurgroep van de nationale synode. In 2013 vierde hij zijn 25-jarig jubileum aan de Theologische Universiteit Kampen. Prof. Kamphuis is getrouwd en is vader van zes kinderen.