Reformatorische scholen denken over krimp en kwetsbaarheid
Krimp van het leerlingenaantal zorgt ervoor dat her en der kleine scholen de deuren moeten sluiten. In het reformatorisch onderwijs is het nog nauwelijks zover, maar de groei is er wel uit en scholen worden opgeroepen zich op de toekomst te bezinnen.
Scholenorganisatie VGS gaat het komende jaar met de aangesloten federaties spreken over nauwere samenwerking tussen scholen die een vrij laag leerlingenaantal hebben. Dat aantal is op de reformatorische basisscholen op dit moment stabiel, zegt VGS-medewerker mr. J. W. Voorwinden. De jaarlijkse peiling op 1 oktober laat geen grote schommelingen zien. „Eens een keer tien erbij of tien eraf. Dat wordt echter soms het jaar daarna alweer gecompenseerd. Voor een school is zo’n aantal overigens niet te verwaarlozen: het scheelt bijna een halve klas.
We adviseren scholen prognoses te maken. Voor de eerste vier jaar gaat dat voor de meeste scholen gemakkelijk, aan de hand van de doopcijfers van de plaatselijke kerken. Voor de langere termijn is het een stuk lastiger.”
De situatie verschilt per regio. „In gebieden die verstedelijken, zal het leerlingenaantal mogelijk dalen. In streken waar zich in het algemeen de grootste krimp van het leerlingenaantal voordoet, heeft ook het reformatorisch onderwijs er het meest mee te maken, zoals in Groningen, de Achterhoek en gedeelten van Zeeland.”
In Capelle aan den IJssel gingen twee reformatorische scholen samen, in Ridderkerk eveneens, in Hendrik-Ido-Ambacht wordt het overwogen, zegt Voorwinden. „Als echter de laatste basisschool van een richting in een plaats of regio in het geding is, zijn er meer wettelijke mogelijkheden om de school in stand te houden. De VGS adviseert kleine scholen jaarlijks over hun voortbestaan.”
Afspraken
Een van die mogelijkheden is dat scholen samenwerkingsafspraken met elkaar maken. „Hun gezamenlijke leerlingenaantal mag dan worden gemiddeld, waardoor een bedreigde school toch boven de gemiddelde opheffingsnorm van beide gemeenten uitkomt. Speuld werkt op die manier samen met de hervormde school in Elspeet, Gortel met Teuge/Apeldoorn, Rilland en Oostdijk met Krabbendijke.”
De kleine school hoeft in deze gevallen geen nevenvestiging van de grote te worden, stelt de VGS-medewerker. „Onze insteek is dat scholen zelfstandig blijven. De samenwerking hoeft ook niet al te intensief te zijn. Kern van de afspraken is dat als op een school een vacature ontstaat, een eventuele wachtgelder van de andere school voorrang krijgt.”
Enige van een richting
De andere mogelijkheid wordt geboden door het richtingenbegrip: een school waarvan het leerlingenaantal onder de opheffingsnorm zakt, mag openblijven als hij in een bepaald gebied de laatste van een bepaalde richting is. Dat argument kunnen bijvoorbeeld de scholen in de noordelijke provincies en in een plaats als Hilversum gebruiken.
Het richtingenbegrip staat als norm overigens ter discussie: de oprichting van een school zou volgens een aantal politieke partijen mogelijk moeten zijn als voldoende ouders erachter staan, los van de denominatie waartoe een school behoort. Het is de vraag welke gevolgen dat voor deze kleine scholen zou hebben.
Kwetsbaar
De Ds. Jac. Koelmanschool in Rotterdam-Hoogvliet, nevenvestiging van de School met de Bijbel in Nieuw-Beijerland, sluit komende zomer de deuren omdat er nog maar veertig leerlingen zijn. „Er zijn momenteel geen andere scholen die in de gevarenzone zitten”, zegt Voorwinden. „Dat betekent niet dat we op onze lauweren rusten. Staatssecretaris Dekker van Onderwijs heeft op de kwetsbaarheid van kleine scholen gewezen. Hij opperde vragen als: Brengt de aanwezigheid van combinatieklassen de kwaliteit van het onderwijs in gevaar? Kunnen zij wel passend onderwijs bieden? En –maar dat vinden wij als VGS een discutabel punt– komt de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen er voldoende tot zijn recht?
Wij vinden dat kleinere scholen deze punten serieus moeten nemen door samenwerking met elkaar te zoeken. Het komende jaar gaan we met de bestaande federaties in gesprek over de vraag of hun functioneren kan worden geïntensiveerd. Het pluspunt van die samenwerkingsverbanden is dat grote en kleine scholen uit een bepaald gebied elkaar daar ontmoeten.”
Kleinescholentoeslag
De staatssecretaris heeft overigens vraagtekens gezet bij het systeem dat naarmate een school kleiner wordt, er meer geld per leerling naartoe gaat. „Deze kleinescholentoeslag remt volgens hem het zoeken van de nodige samenwerking. Hij overweegt de bekostigingsregeling te veranderen. Daar willen we graag in meedenken.”
Tijdens een debat in de Tweede Kamer op 27 juni reageerden de christelijke fracties verbolgen op het plan om de kleinescholentoeslag bij de individuele schoolbesturen weg te halen en het geld door de regio’s te laten verdelen. Kleine scholen in krimpgebieden komen steeds meer in de verdrukking, signaleerde SGP-Kamerlid Bisschop in oktober tijdens een VGS-symposium. In november zijn de uitspraken van de bewindsman besproken tijdens regionale VGS-bijeenkomsten voor de aangesloten scholen.
Staatssecretaris Dekker zou het liefst zien dat plaatselijke scholen van verschillende richtingen samenwerken. „Daar zijn we geen voorstander van”, zegt Voorwinden. „Onze scholen hebben een consistent toelatings- en benoemingsbeleid, dus dan is het heel lastig om over fusie van scholen van verschillende richtingen of de vorming van een samenwerkingsschool te spreken. We moeten onze kracht zoeken in het stimuleren van samenwerking tussen scholen van dezelfde richting.”
Streekscholen in het noorden bezinnen zich op de toekomst
Eén reformatorische basisschool telt de provincie Groningen. En de provincie Drenthe heeft er ook één. Sinds 2007 hebben ze een gezamenlijke directeur, sinds 2008 een gezamenlijk bestuur. Beide scholen bezinnen zich vanwege krimp van het leerlingenaantal op de toekomst.
D. Schipper, directeur van de Eben-Haëzerschool in Hollandscheveld, kreeg in 2007 ook De Zaaier in de stad Groningen onder zijn hoede. Sinds de besturenfusie op 1 januari 2008 is hij meerschools directeur.
De Drentse school (aan de rand van het dorpje Noordscheschut) bereidt zich voor op het 25-jarig jubileum komende zomer. Die in Groningen is twee jaar jonger en was een van de laatste scholen die konden worden opgericht ondanks het feit dat het leerlingenaantal onder de opheffingsnorm zat.
De andere twee reformatorische scholen in het noorden staan in Friesland: in Wouterswoude en Drachten. „Op directieniveau zijn er contacten, en als het nodig is, weten ook de besturen elkaar te vinden”, zegt Schipper.
Afstanden
De scholen in Groningen en Hollandscheveld bedienen een grote regio. Het voedingsgebied van De Zaaier omvat naast de stad Groningen plaatsen als Leens, Wildervank, Houwerzijl en Appingedam en ook dorpen in de kop van Drenthe, zoals Peize en Haulerwijk. „Iemand die na de laatste schoolreis een aantal kinderen thuisbracht, had na afloop 280 kilometer op de teller staan”, zegt de directeur.
Sommige kinderen moeten dagelijks een grote afstand afleggen. De vervoersstichting van de school heeft daarvoor enkele busjes aangeschaft. Ook taxibedrijven brengen een aantal leerlingen naar school en terug naar huis.
De school in Hollandscheveld heeft de meeste leerlingen dichterbij wonen. Zij komen op de fiets of worden door hun ouders gebracht en opgehaald. Een aantal leerlingen woont verder weg, in de regio Hardenberg.
Inmiddels gaan ook kinderen van een gezin dat bij Hardenberg net over de Duitse grens woont naar de Eben-Haëzerschool. Aanleiding daartoe is de scheuring die zich een aantal jaren geleden in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt voordeed. Vanuit de Gereformeerde Kerken (hersteld) die toen ontstonden, stuurden vier ouderparen hun kinderen naar de school in Hollandscheveld en kwamen kinderen uit een ander gezin dit jaar naar de school in Groningen. „Ze voelden zich op de vrijgemaakte school qua identiteit niet meer thuis.”
Achterban
De Zaaier heeft alleen de gereformeerde gemeente in Groningen als ondersteunende kerk. Daarnaast komen er kinderen uit de Gereformeerde Bondsgemeente in Noordhorn, enkele andere hervormde gemeenten, de Christelijke Gereformeerde Kerken en evangelische groeperingen.
De achterban van de school in Hollandscheveld bestaat uit de hervormde gemeenten in Hollandscheveld en Tiendeveen/Nieuw-Balinge, de gereformeerde gemeente in Hoogeveen –die het kerkgebouw naast de school heeft staan–, de christelijke gereformeerde kerk in Nieuw-Balinge en de hersteld hervormde kerk van Hollandscheveld/Nieuwlande.
Kleiner
Met 130 leerlingen zit de school in Hollandscheveld boven de opheffingsnorm van de gemeente Hoogeveen. De Zaaier heeft de hoge norm van de stad Groningen –195– nooit gehaald, maar mag blijven bestaan omdat hij in de wijde omtrek de enige school van deze richting is.
„We zijn gestart met 56 leerlingen. Vorig jaar hadden we er 60, dit jaar 66, volgend jaar waarschijnlijk weer 60”, zegt de directeur. „We hopen en bidden dat er nog weer nieuwe gezinnen bij mogen komen. Het is een school met een fijne sfeer, waar er door de omvang veel persoonlijke aandacht voor de kinderen kan zijn. Ook de schoolprestaties zijn ondanks de omvang nog steeds erg goed te noemen.”
Bestuur en directie bezinnen zich voortdurend op het leerlingenaantal. „Enkele gezinnen uit de gereformeerde gemeente van Groningen sturen vanwege de afstanden hun kinderen naar een vrijgemaakt gereformeerde school dichter bij huis. Dat vinden we jammer, want ze zijn zeer welkom op onze school.”
De schooldirectie bekijkt of er andere gezinnen in de provincie Groningen of de kop van Drenthe zijn die binnen de schoolbevolking passen. „Zo benaderen we enkele christelijke gereformeerde gezinnen die nu op een school zitten die moet worden gesloten. Al met al zien we op de school een grote diversiteit in afkomst. We merken hier in het noorden van Nederland dat we elkaar als christenen hard nodig hebben om het reformatorisch onderwijs gestalte te kunnen geven.”
Bestuur en directie zoeken wegen om het reformatorisch onderwijs in de regio te mogen behouden, zegt Schipper. „In vroegere jaren zijn we ook altijd doorgeholpen. Het moet een gebedszaak voor ons en onze achterban zijn. Onze verwachting is van de Heere, Die ons de school op een wonderlijke wijze heeft gegeven.”
Netwerkgroep rond krimp en kleine scholen
De VGS kondigde twee weken geleden de oprichting van de netwerkgroep ”Krimp en kleine scholen” aan. Die wil „verkennen op welke wijze we als reformatorische basisscholen kunnen anticiperen op de ontwikkelingen rondom leerlingendaling.”
De groep wil bijvoorbeeld onderzoeken of een federatieve samenwerking van verschillende besturen van reformatorische scholen mogelijk is, vooral om de kleinescholentoeslag te behouden.
Behalve uit de VGS-medewerkers P. W. Moens, L. P. Niewenhuijse en mr. J. W. Voorwinden bestaat de netwerkgroep uit mr. L. Vogelaar (juridisch medewerker van zusterorganisatie VBSO), B. W. de Leeuw (algemeen directeur van een coöperatie waarbij diverse VBSO-scholen zijn aangesloten), drs. A. Verweij (bestuurder van de scholengroep Educatis, die ontstond door fusie van een aantal scholen in de regio Utrecht), en J. C. de Waal (directeur onderwijszaken van Colon, het samenwerkingsverband van een groot aantal reformatorische scholen in Zeeland).
Krimp en het beleid rond kleine scholen is een van de dossiers waarin VGS en VBSO nauw samenwerken, zo kondigden ze eind november aan. Vlak voor de zomer heeft de VGS een drukbezochte bijeenkomst over de krimp van het leerlingenaantal georganiseerd. Op initiatief van de scholenorganisatie had op het ministerie van OCW een overleg plaats over oplossingsrichtingen voor het reformatorisch onderwijs.
Nog acht jaar krimp
In alle provincies zal het aantal leerlingen dalen, behalve in Flevoland, verwacht de overheid. In de Flevopolders blijft het aantal groeien. In Limburg, Zeeland en Drenthe daalt het leerlingenaantal het meest.
Nederland telt momenteel 1,52 miljoen kinderen in de basisschoolleeftijd van 4 tot 12 jaar. Dat zijn er 75.000 minder dan vijf jaar geleden. Voor de komende acht jaar wordt een daling met nog eens 96.000 kinderen verwacht, stelde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze maand.
De belangrijkste oorzaak van de krimp is de daling van het geboortecijfer sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008. Een veel kleinere rol speelt het feit dat de emigratie in die periode toenam. Het aantal emigranten ligt inmiddels iets hoger dan het aantal immigranten.
„De bevolkingsprognose uit 2012 veronderstelde dat het gemiddelde kindertal per vrouw, het totale vruchtbaarheidscijfer, in 2013 gelijk zou blijven op 1,72 en daarna zou stijgen naar een structureel niveau van 1,75 vanaf 2018”, aldus het CBS. „In 2013 daalde het kindertal echter verder naar 1,67. Aangenomen wordt dat dit samenhangt met uitstel van geboorten door de voortgaande laagconjunctuur, en dat het kindertal op termijn weer zal stijgen.”
Dat laatste wordt vanaf 2022 verwacht. Het aantal geboorten neemt naar verwachting toe van 171.000 in 2013 tot 190.000 in 2030. Dat biedt scholen die in hun voortbestaan bedreigd worden op termijn weer wat perspectief.