Veen oogt als een belegerde stad
VEEN. Zware betonnen wegversperringen bij de kerk en op de dijk blokkeren een vrije doorgang. Veen oogt als een belegerde vesting. Niet zonder reden. Het Brabantse dorp heeft een twijfelachtige reputatie opgebouwd met rellen rond oud en nieuw. Maandagnacht sloeg de vlam opnieuw in de pan.
Het is koud in Veen. Een kille wind waait over de protestantse enclave in het roomse zuiden. Maandagavond ging het er even heet aan toe. Jongeren staken –volgens jarenlange traditie– een autowrak in brand. Vervolgens bekogelden de relschoppers hulpverleners met bierflesjes en zwaar vuurwerk.
De politie greep in met wapenstok, politiehonden en een politiehelikopter. De ME hoefde nog net niet in actie te komen. Het resultaat van een nacht onrust is honderd arrestanten. „Ook uit reformatorische kring”, verklaart C. M. van Horssen uit Veen. „Beschamend. Veen zou een voorbeeld moeten zijn.”
De gemeente schrobt dinsdagochtend de plaats delict –op een steenworp afstand van de Hervormde Kerk– schoon. Op de Grotestraat resteert een zwartgeblakerde plek. Stille getuige van het uit de hand gelopen geweld. Politiebusjes rijden heen en weer. Agenten nemen de schade op aan voertuigen.
Ramptoeristen komen een kijkje nemen op de plaats des onheils. Straalzenders van radio en tv slingeren beelden en woorden het land in. Veen staat er weer gekleurd op. Het onbegrip over het uit de hand gelopen incident in het christelijke dorp is groot.
Het gemeentehuis in Wijk en Aalburg fungeert als mediacentrum. Onvermoeibaar staat burgemeester Fons Naterop de pers te woord. „Er is een grens overschreden”, is het refrein van zijn relaas. „We hadden geen keus, we moesten wel optreden.”
Een overbuurman –„geen naam”– heeft het autowrak maandagnacht in vlammen zien opgaan. „Niet normaal”, verzucht hij. „Met een vuurtje stoken is niets mis. Doe ik vanavond ook. Maar de brandweer moet wel z’n werk kunnen doen. Het gooien van flessen en vuurwerk is niet goed te praten.”
De buurman, kerkend in de buurt, vraagt zich af waar de merkwaardige traditie van het stoken van auto’s in het kerkdorp vandaan komt. „Ik zou het niet weten.” Met de daders –„op zich goeie jongens”– is volgens hem niets mis. „Als ze met een groep zijn, ontstaat er echter opeens een verkeerde chemie. Het lijkt alsof er met oud en nieuw ineens een knop omgaat. Er móeten echter elke jaarwisseling een aantal auto’s in de fik.”
Volgens de overbuurman krijgen de jongeren de kwalijke traditie van het autostoken van huisuit mee. „Van geslacht tot geslacht.” Hij pleit voor een harde aanpak. Nederland is veel te soft. In Frankrijk of de VS zouden zulke jongeren voorlopig wel vastzitten.”
Het ”autostoken” in Veen voert terug tot de jaren zeventig van de vorige eeuw, weet het echtpaar Van Horssen. „Vroeger was dat nooit zo.” Op het hoogtepunt –of dieptepunt– van de traditie zijn in één jaar veertien autowrakken in vlammen opgegaan. Ook hij pleit voor harde maatregelen. „Laat de politie ze voortaan maar vooraf vastzetten. Dit is zo triest.”
Volgens een buurtbewoner om de hoek –„nee, geen naam, ik wil geen steen door m’n ruit”– is slechts een deel van de relschoppers afkomstig uit Veen. „Ik vermoed zo’n 25 tot 30 procent.” Hij baseert zijn vermoedens op veroordelingen van verdachten na eerdere incidenten. „Sommige komen helemaal uit Den Bosch.”
De rondcirkelende politiehelikopter boven het dorp was „angstig”, verklaart hij. „De schijnwerpers flitsten bij ons door je ramen naar binnen. De kinderen waren er bang van.” Ook het vuurwerk heeft grote impact. „Het is zó zwaar. Je ligt de trillen in je bed.”
Deze buurtbewoner heeft ook geen verklaring voor het uit de hand lopen van de situatie in Veen. „Het is ballorigheid, een vorm van politie pesten. De jongeren dulden geen gezag.” Hij hoopt dat de massale arrestaties de jongeren tot inkeer brengt. „Hun trots is gebroken. Laat ze maar lekker de hele week vastzitten.” De gebeurtenissen zijn schadelijk voor het dorp, verklaart hij. „Als je uit Veen komt, moet je altijd uitleggen waarom het hier misloopt. Niet prettig.”