Franse hugenoten nauwelijks actief voor erkenning van eigen huwelijk
PARIJS. Franse hugenoten hebben nauwelijks gestreden voor een eigen, zelfstandig huwelijk ten opzichte van de staat en de Roomse Kerk. De mythe van de periode van de ”désert” (woestijn) schildert protestanten te heroïsch af in dit opzicht.
Dat concludeert dr. Michel Johner in een proefschrift over de ”secularisatie van het huwelijk” aan de vooravond van de Franse Revolutie, waarop hij vrijdag in Parijs aan de universiteit van de Sorbonne promoveerde. Johner is rector van de Faculté de Jean Calvin in het Zuid-Franse Aix-en-Provence. Hij verwierf de titel summa cum laude voor zijn ruim 700 bladzijden tellende dissertatie ”Les protestants de France et la sécularisation du mariage à la veille de la Révolution française (1784-1789). Rabaut Saint-Etienne et l’édit de tolérance de 1787”.
In zijn proefschrift zet hij uiteen hoe het huwelijk in de periode rond de Revolutie onttrokken werd aan de bevoegdheid van de kerk en een zaak van de burgerlijke overheid werd. ”Secularisatie” doelt in dit verband niet op verwereldlijking, maar op desacralisering: het huwelijk verloor haar sacraal (kerkelijk) karakter als sacrament. Daarmee verminderde de roomse invloed op de samenleving.
Lange tijd hadden de Franse hugenoten vervolging te verduren, met name in de periode van de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 tot aan de Franse Revolutie in 1789. Zij werd aangeduid als de periode van de ”désert” (woestijn). Na de herroeping van het Edict van Nantes was een huwelijk alleen geldig in de Rooms-Katholieke Kerk, gesloten door een priester. In eerste instantie sloten de predikanten de huwelijken, zonder dat er sprake was van huwelijksliturgie of een preek die hierop betrekking had. Die praktijk is pas later gegroeid.
De overheid betichtten protestanten die niet rooms-katholiek getrouwd waren van ”concubinage”, met onder meer als gevolg dat hun kinderen ”bastaards” genoemd werden die zomaar bij hun ouders vandaan gehaald konden worden. Protestantse echtparen werden ook onterfd (bastaards waren immers geen erfgenamen) of werden gedwongen te scheiden. Kinderen van protestanten die ‘legitiem’ wilden trouwen, vluchtten naar het buitenland. Als ze dan door de magistraten gepakt werden, moesten ze dwangarbeid verrichten op de galeien of erger.
Michel Johner (1958) is van oorsprong een Zwitser die in een protestantse kerk in Lausanne opgroeide en later in evangelisch-charismatisch vaarwater terechtkwam. Tijdens zijn theologiestudie aan de Vrije Theologische Faculteit in het Franse Aix-en-Provence, nu Faculté Jean Calvin geheten, kwam hij in aanraking met de gereformeerde leer en werd hij gewonnen voor het standpunt van de kinderdoop en de belangrijke betekenis van het verbond. Om zich beter in de verhouding tussen verbond en verkiezing in de brede reformatorische theologie te verdiepen, studeerde hij van 1986 tot 1989 in Kampen aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (TUK). Zijn masterscriptie in Aix (bij Paul Wells) ging over de erfzonde en de persoonlijke verantwoordelijkheid.
Johner maakte in zijn loopbaan als docent de beweging van systematisch theoloog naar ethicus en nu historicus. Hij schreef een historisch proefschrift, waarbij hij veel materiaal uit de archieven heeft blootgelegd en geïnventariseerd wat tot nu toe niet beschreven is. „De jury was er zo van onder de indruk dat zij unaniem was in de beoordeling met de hoogste kwalificatie”, aldus dr. Egbert Brink, docent aan de TUK en in Aix en vrijgemaakt predikant in Waddinxveen. Hij was aanwezig bij de promotie. „Het is heel bijzonder dat de rector van een theologische gereformeerde opleiding nu in Frankrijk aan de top, de Ecole Pratique des Hautes Etudes van de Sorbonne, algemeen is erkend als gerenommeerd historicus door het schrijven van een cum laude proefschrift. Dat pleit voor de kwaliteit van de faculteit Jean Calvin en geeft landelijke erkenning”.