Commentaar: Diaconaal appel op kerken blijft actueel
Een majeur ogende operatie kleiner maken dan aanvankelijk de bedoeling was, is in de politiek vaak een effectieve strategie om meerderheden te verwerven. Staatssecretaris Van Rijn (VWS) is zich daarvan terdege bewust, zo bleek deze week opnieuw toen hij zijn plannen om de langdurige zorg te hervormen in de Tweede Kamer verdedigde.
De langdurige zorg gaat op de schop, heette het in het regeerakkoord. Ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten moesten voortaan als het even verantwoord was worden weggehouden uit dure instellingen en thuis worden begeleid en verzorgd. Ook na een drastische sanering van de thuiszorg zou dat haalbaar zijn.
Hoewel Van Rijn de uitdrukking ”bakzeil halen” niet snel in de mond zal nemen, is dat wel wat hij de afgelopen maanden heeft gedaan. Drie aanpassingen zijn daarbij van belang. De eerste is dat de stelselherziening zich niet uitstrekt tot alle patiënten, zoals in het regeerakkoord was voorzien. Voor de meest zorgbehoevende patiënten blijft zorg een collectief verzekerd recht, zoals nu in de AWBZ. Als het nieuwe stelsel van kracht is, valt niet langer 96 procent van alle langdurige zorg onder deze volksverzekering, zoals nu, maar nog altijd 60 procent. Een tweede aanpassing hangt daarmee samen: meer patiënten houden recht op zorg en verblijf in een instelling dan eerder was voorzien.
Ten slotte is met het akkoord dat Van Rijn dinsdag sloot met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ook de sanering van de huishoudelijke hulp voor een belangrijk deel teruggedraaid. In het regeerakkoord werd 75 procent van deze hulp geschrapt, in het zorgakkoord van eind april nog 40 procent en na dinsdag is duidelijk dat 28 procent van het budget verdwijnt.
Politiek gezien leiden deze aanpassingen er vrijwel zeker toe dat een Kamermeerderheid van VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP, mogelijk nog aangevuld met het CDA, de nieuwe zorgwetten voor haar rekening wil nemen. Dat is ook uit te leggen. Scherper sturen op de kosten, een van vereisten waaraan het nieuwe stelsel moest voldoen, kan nog steeds. Het verwijt dat de nieuwe wetten de verzorgingsstaat afbreken kan worden gepareerd met verwijzing naar de aanpassingen, die in meer of mindere mate door elk van de betrokken partijen kunnen worden geclaimd.
Nu de horde van de politieke haalbaarheid lijkt genomen, groeit het vertrouwen dat Van Rijns plannen ook maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Dat is echter voorbarig, zo concludeerde recent nog het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat waarschuwde voor de gevolgen voor burgers in een kwetsbare, maatschappelijke situatie, zoals dak- en thuislozen, zwerfjongeren, verslaafden en zorgmijders.
Die zorg is zonder meer terecht. In het nieuwe zorgstelsel is de zorg aan deze groepen een voorziening en geen verzekerd recht. Hun recht op toegang tot goede basiszorg is straks dus minder beschermd. Hoezeer de nieuwe zorgwetten ook van de scherpste kantjes zijn ontdaan, het appel op kerken en maatschappelijke organisaties om hun diaconale taak voor deze kwetsbare groepen serieus te nemen, blijft volop actueel.