Opinie

Bijbelse profetie is geen blauwdruk van de toekomst

Nog even schrijven we Annus Domini 2013. Bijna is opnieuw een jaar gepasseerd; we zijn weer dichter genaderd tot de grote dag van Christus’ verschijning. Hoe duiden we onze tijd in het licht van Zijn aanstaande komst in heerlijkheid?

Jan Hoek
17 December 2013 09:35Gewijzigd op 15 November 2020 07:44
beeld EPA
beeld EPA

Als ik mij niet vergis, is er bij veel christenen een groeiende aandacht voor de toekomst en wederkomst. Tegelijkertijd signaleer ik een toenemende verwarring rond de nadere invulling van deze verwachting. Prangende vragen zijn bijvoorbeeld: Hoe te denken over de actuele plaats van het Joodse volk in Gods heilsplan, het duizendjarige rijk, de opname van de gemeente, de grote verdrukking, en de antichrist?

Onder Bijbelgetrouwe christenen bestaat behalve fundamentele overeenstemming tegelijkertijd grote verscheidenheid. De één herkent zich meer in de terughoudendheid van bijvoorbeeld Calvijn bij de toepassing van Gods profetische beloften op de voortgang van de geschiedenis van Israël en de kerk. Anderen weten zich meer aangesproken door de hooggespannen verwachtingen van puriteinen en schrijvers uit de tijd van de nadere reformatie, het piëtisme en het reveil.

Laatstgenoemden onthielden zich weliswaar van extreme denkbeelden en verregaande speculaties, maar gaven niettemin vrijmoedig uiting aan hun stellige hoop op grote gebeurtenissen die aanstaande zijn. Ze spraken in allerlei toonaarden over hun hoop op een grote opwekking in het laatste der dagen, met name wanneer God „geheel Israël” tot de erkenning van Jezus als Messias zal brengen.

Als christenen zijn we geroepen in deze veelbewogen tijd de tekenen der tijden te verstaan en alert, waakzaam de voetstappen van de komende Christus na te speuren in het wereldgebeuren. Hierbij kunnen echter nuchterheid en bezonnenheid niet worden gemist. De vraag is hoe we actuele ontwikkelingen kunnen duiden zonder in ongegronde speculaties te vervallen.

Kortsluiting

De waarschuwing voor speculatie lijkt mij bepaald niet overbodig. We moeten op onze hoede zijn voor allerlei toepassingen die in werkelijkheid eerder kortsluiting veroorzaken tussen wat de tekst werkelijk bedoelt en datgene wat wij erin lezen en eruit halen.

Stel bijvoorbeeld dat iemand Jesaja 17:1 zou aanhalen om te ‘bewijzen’ dat het al eeuwen geleden voorzegd is dat er een vernietigende oorlog zou gaan woeden in Syrië; een oorlog zoals die nu al geruime tijd aan de gang is. Er staat in Jesaja 17 immers: „Zie, Damascus houdt op een stad te zijn, het zal een puinhoop worden, een ruïne.” Welnu, zo luidt dan de toepassing, dat zien we toch in 2013 voor onze ogen gebeuren? We maken dus de vervulling van het profetisch Woord mee!

Het is hopelijk iedere lezer duidelijk dat dit veel te kort door de bocht geredeneerd zou zijn. De uitleggers zijn het er over eens dat de genoemde tekst een toespeling bevat op de verwoesting van Damascus door Tiglatpileser III in het jaar 731 voor Christus. Dit gebeurde na een twee jaar durende belegering. Later is Damascus weer herbouwd.

Heeft zo’n tekst dan alleen maar historische betekenis? Zeker niet, we leren hier dat we ons nooit moeten blind staren op wereldlijke grootheden. Damascus stond in de tijd van Jesaja voor een dreigende macht waar Israël vaak voor vreesde en soms mee heulde. Maar God maakt duidelijk hoe Hij de geschiedenis stuurt en hoe Hij boven de aardse machten staat. Dat betekent voor de gemeente in de eindtijd dat zij veel meer moet rekenen met de macht die aan Jezus Christus gegeven is dan met alles wat zich in deze wereld breed maakt.

Vergaande speculatie

Een dergelijke speculatieve toepassing van Jesaja 17 op de huidige situatie in het Midden-Oosten staat niet op zichzelf. Voorbeelden van vergelijkbaar Bijbelgebruik zijn in allerlei kringen niet moeilijk te vinden.

Denk bijvoorbeeld aan een al te directe lijn tussen de verwoesting van de Twin Towers op ”nine eleven” en de val van Babylon zoals aangekondigd in Openbaring 18. Heel wat predikers hebben in die tijd gesteld dat de lafhartige aanval op dit symbool van de westerse economische macht al bijna twee millennia eerder door de ziener van Patmos was voorzegd. Later deed men een stapje terug en sprak van een ‘voorvervulling’ in plaats van de definitieve vervulling van de voorzegde val van Babylon.

Ik geef nog twee voorbeelden van naar mijn besef te vergaande speculatie. Ze zijn ontleend aan het tijdschrift Profetisch Perspectief. Het is overigens zeker niet mijn bedoeling dit tijdschrift in een negatief daglicht te stellen. Er is juist veel wat ik daarin waardeer. Met name de intentie om de krant naast de Bijbel te leggen en de fascinerende, dikwijls beklemmende ontwikkelingen in het actuele gebeuren vanuit profetisch perspectief te bezien. Terecht wordt er in de kolommen van dit periodiek telkens op gewezen dat de onrust in de wereld een signaal is van de aanstaande wederkomst van Jezus Christus. Toch heb ik moeite met de wijze waarop door een tweetal schrijvers in het nummer van lente 2012 (17e jaargang, nummer 74) concrete toepassingen worden gemaakt.

Hubert Luns schrijft over onder meer „de mens van de wetteloosheid” (2 Thessalonicensen 2). Hij legt een directe verbinding met de Verenigde Naties, die een nieuwe wereldorde gericht op globalisering en geopolitiek aan het voorbereiden zouden zijn. Er zal volgens Luns in de eindtijd een godslasterlijke, religieuze organisatie ontstaan die de wereld naar nieuwe diepten van zedeloosheid sleurt en tot afvalligheid brengt van het ware geloof in God. Hierbij komt de op 25 juni 1995 opgerichte United Religious Organisation (URO) in beeld. Een organisatie die een brede samenwerking tussen de verschillende religies voorstaat en een humanistische gebodenleer wil invoeren ter vervanging van de Tien Geboden.

Naar mijn besef worden er hier te directe verbanden gelegd, als zouden door Paulus geschreven woorden nu een op een hun vervulling vinden in actuele politieke ontwikkelingen. Een objectieve en genuanceerde beoordeling van de bedoelingen van de VN wordt hierdoor bij voorbaat onmogelijk gemaakt. De globale veroordeling die hier wordt uitgesproken, staat juist een haarscherpe kritiek op de punten waar het echt misgaat in de weg.

Antichrist

In dezelfde trant schrijft Jan van Barneveld over de vraag wie er bedoeld kan zijn met de antichrist of de beesten in Openbaring 13. Hij acht een kalief van het herstelde Ottomaanse Rijk (een machtig Turkije in de nabije toekomst) een waarschijnlijke kandidaat. Het gaat om een herleefd wereldwijd kalifaat dat uit de chaos van de Arabische lente zal opkomen.

Door Openbaring 17:10 en 11 te combineren met Daniël 2 ziet hij hoe de Europese Unie als opvolger van het Romeinse Rijk (aangeduid als ijzer) samengaat met het leem van het nieuwe Ottomaanse Rijk. Er treedt geen vermenging op tussen ijzer en leem, want de moslims weigeren zich te voegen in de taal en de cultuur van het Westen, die zij inferieur achten aan hun eigen islamitische tradities en wetgeving.

De hele wereld neemt de religie van het beest, een of andere vorm van de islam, aan, waarbij ook het Vaticaan als representant van het afvallige christendom een verbond aangaat met de moslims. Op deze wijze ontstaat een beklemmend beeld van mogelijke toekomstige ontwikkelingen, die –zij het onder enig voorbehoud– al te direct met Bijbelteksten worden verbonden.

Zonder iets af te willen doen aan de goede intenties van genoemde auteurs meen ik toch dat het zo niet kan en niet moet. We zullen op een meer terughoudende wijze actuele ontwikkelingen moeten duiden, waarbij spoorzoeken bij profetisch licht er niet toe leidt dat we menen scenario’s van toekomstige gebeurtenissen te kunnen construeren.

Deze terughoudendheid hangt wat mij betreft samen met een goed inzicht in de aard van profetie en ook van apocalyptiek, zoals we deze in de Bijbel onder meer in het boek Openbaring aantreffen. Daarom wil ik nu over de hermeneutiek, dat wil zeggen het juiste verstaan en vertolken van profetische boeken, en in het bijzonder van het boek Openbaring, enkele opmerkingen maken.

Openbaring

Bij diepgaande bezinning op de uitleg van het Bijbelse spreken over de toekomst is het leerzaam te bezien welke rol het Bijbelboek Openbaring de afgelopen 2000 jaar heeft gespeeld. Aan deze vraag heeft de Duitse theoloog Gerhard Maier een boeiende monografie gewijd (”Die Johannesoffenbarung und die Kirche”, Tübingen 1981). Maier wijst er terecht op dat het laatste Bijbelboek van de grootste betekenis is voor de gemeente van Christus vandaag. Immers, de openbaring van Jezus Christus aan Johannes concentreert onze blik op de toekomst en op de ernst van Gods gericht, en wekt daarmee op tot het ernstig nemen van de roeping tot levensheiliging.

Eschatologische en ethische ernst zijn in de gemeente van Christus nauw met elkaar verbonden. De Openbaring confronteert ons met de cruciale vraag of we werkelijk geloven in profetie en of we werkelijk acht geven op het profetisch Woord, om zo de tekenen der tijden te verstaan en de grote Toekomst tegemoet te leven. Het boek wil ons bewaren voor een moedeloze en verlammende ondergangsstemming en geeft moed om ons dagelijks werk te doen in het licht van het Koninkrijk dat onweerstaanbaar doorzet.

De Openbaring scherpt ons onderscheidingsvermogen om valse ideologieën en utopieën te doorzien en ons niet te laten meeslepen door de schone schijn van in wezen antichristelijke bewegingen die ervan uitgaan dat de geschiedenis maakbaar zou zijn zonder erkenning van Gods soevereiniteit.

De Openbaring voedt een heilig ongeduld naar een wereld waarop gerechtigheid woont. Zij plaatst de kerk naast Israël in de gedeelde verwachting van het Koninkrijk Gods en zij versterkt de sensitiviteit voor het lijden van de broeders en zusters die om Christus’ wil worden gediscrimineerd, gemarteld en gedood.

Ontcijfering

Dit alles betekent echter niet dat de verschillende visioenen die Johannes op Patmos heeft gezien gelezen moeten worden als een code waarvan de ontcijfering ons in staat zou stellen actuele en toekomstige gebeurtenissen gedetailleerd te duiden en te voorspellen. Het gaat om een signalement, niet om een reportage van de eindtijd.

De geschiedenis van de exegese leert ons dat er al talloze concrete toepassingen zijn gemaakt die door de tijd zijn achterhaald. Denk bijvoorbeeld aan de uitleg die de kanttekeningen bij de Statenvertaling geven van Openbaring 11. Bij het meten van de tempel zou het gaan om het herstel van de ware godsdienst na de tijd van de overheersing van de antichrist, dus om de Reformatie na de roomse dwalingen. De „twee getuigen” zijn enige bekwame en voortreffelijke leraars die God heeft opgewekt om de afgoderij te ontdekken en te weerstaan, bijvoorbeeld Petrus Valdes en Petrus Bruys in Frankrijk, Wycliffe en Pourneüs in Engeland, Johannes Hus en Hiëronymus van Praag, en later Luther en Melanchthon in Bohemen en Duitsland, Zwingli en Oecolampadius in Zwitserland en in Frankrijk Farel en Calvijn.

Zijn deze kanttekeningen onjuist? Nee, in zoverre ze op een terugkerend signalement wijzen. Ja, als ze pretenderen de enige juiste historische toepassing te bieden.

Laat ik ook een positief voorbeeld geven van duiding van de tijd in het licht van het boek Openbaring. De economische paniek in 2008, de heftige verontrusting op de beursvloer en in de parlementen, het ineenstorten van allerlei zekerheden in één uur, het geweeklaag van koningen, kooplui en zeevarenden, zeg maar overheden, multinationals en de dienstensector – het is een beeld dat sprekend lijkt op wat we in Openbaring 18 lezen. Een plaatje van Wall Street in paniek illustreert de boodschap van dit Bijbelgedeelte. Zo kan het dus gaan, zo gaat het metterdaad en zo gaat het eenmaal definitief met alle menselijke grootheid, politiek, militair, maar ook economisch. Binnen de kortste keren storten al onze zekerheden, die eruitzagen als onneembare vestingen, als kaartenhuizen in elkaar.

Beloften

Als het goed is leven we bij het profetische Woord als gezaghebbende openbaring van de levende God (vgl. 2 Tim. 3:16; 2 Petr. 1:19-21). Profetische woorden zijn echter niet in de eerste plaats bedoeld als toekomstvoorzegging. Het gaat om prediking van Gods beloften en geboden. Profeten zijn geen voorspellers, maar verkondigers, geen waarzeggers, maar waarheid-zeggers.

De profetische verkondiging is gericht op bekering. Het kan dus gebeuren dat wat profeten aankondigen juist niet gebeurt, bijvoorbeeld doordat het volk zich op het horen van hun boodschap bekeert. Profetieën die niet uitkomen, zijn daarmee nog wel profetieën die tot hun doel komen. Profetische beelden en visioenen voeden fiducie in Gods plannen voor een heilrijke toekomst. Inspiratie door het beeldrijk uitgedrukte vertrouwen dat God het zal doen, behoedt ons voor een al te krampachtig bezig zijn met de vragen hoe en wanneer God het zal doen.

Wanneer we de profetieën in al hun concretisering ter harte nemen, dienen we tegelijkertijd te beseffen dat de vervulling volledig Gods verrassing blijft en zich altijd weer anders zal blijken te voltrekken dan wij hadden gedacht. De Bijbelse profetie is geen blauwdruk of systematische verhandeling van de ontwikkelingen in het laatste der dagen. Het Bijbelse spreken over de toekomst is verwijzend, dichterlijk en cirkelend om het geheim. De Bijbel is geen puzzelboek en geen jaartallenboekje van de toekomst. ”Reportage-eschatologie” leest de Bijbel ten onrechte als ‘de krant van morgen’. Het gaat echter om de vervulling van Gods beloften.

Als christenen geloven we dat de oudtestamentische beloften ten principale hun vervulling in Christus hebben gevonden. Tegelijkertijd geldt dat ze nog niet hun totale, uitputtende en definitieve vervulling hebben gekregen. Zo geeft de concentratie op Christus tegelijkertijd richting en ruimte.

We kunnen de bedoelingen van de profetie niet losmaken van het in Christus verschenen heil. Toch kan en zal de praktische realisering van het voorzegde zich op velerlei wijzen en momenten voltrekken. De vervulling in Christus laat daarom nog alle ruimte voor voortgaande vervulling in de geschiedenis. Laten we daarbij in het bijzonder letten op Gods weg met Zijn uitverkoren volk Israël.


Jan Hoek

Prof. dr. J. Hoek (1950) is als systematisch theoloog verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit (locatie Groningen), de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven en de Academie Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede. Tevens is hij directeur van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond ”Johannes Calvijn”. Hij schreef verschillende boeken, onder meer enkele over de christelijke toekomstverwachting, zoals ”Hoop op God – eschatologische verwachting” (2004) en ”Garantie voor de Toekomst. Gespreksboek over hoop” (2013).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer