Roofkunst Goudstikker opnieuw geclaimd
Erfgenamen van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker dienen nog deze maand opnieuw een verzoek in bij de Nederlandse staat om 230 kunstwerken die de staat na de Tweede Wereldoorlog in beheer heeft genomen, alsnog terug te geven.
Naar verwachting zullen de schilderijen, waaronder verschillende stukken van zeventiende-eeuwse meesters, voor eind 2004 uit de musea verdwijnen of alsnog door de museumdirecties moeten worden aangekocht.
De collectie, die in 1940 grotendeels in handen viel van nazi-leider Hermann Göring, is wereldberoemd. Het gaat niet alleen om de vele waardevolle schilderijen. In de loop der jaren is de kunstschat uitgegroeid tot een symbool in de discussie over de kunstroof van de nazi’s. Over de teruggave werd in de jaren negentig van de vorige eeuw een proces gevoerd. In 1999 leidde dat tot een voor de familie teleurstellende uitspraak.
Het kabinet ging negen dagen geleden akkoord met de aanbevelingen van de commissie-Ekkart. Dat biedt alsnog de mogelijkheid op morele gronden een nieuwe aanvraag om teruggave in te dienen. „De claim gaat deze maand de deur uit”, aldus de advocaat van de in Amerika woonachtige erven van de familie Goudstikker, prof. mr. H. Schonis. Hij is ervan overtuigd dat de schilderijen eind 2004 weer in handen van de familie zullen zijn.
De schoondochter van Jacques Stikker, Marei von Saher-Langenbein, heeft verheugd op het kabinetsbesluit gereageerd. „Eindelijk een positieve daad van Nederland”, aldus mevrouw Von Saher.
De schilderijen bevinden zich nu onder meer in het Amsterdamse Rijksmuseum, het Bonnefantenmuseum in Maastricht en verschillende ambassades en andere overheidsgebouwen. De staat maakte in de naoorlogse jaren gretig gebruik van de vele „vrijkomende” kunstwerken om de magere collecties aan te vullen. Het is onbekend wat de precieze waarde van de Goudstikker-collectie is. Bij verschillende veilinghuizen is er grote belangstelling voor de schilderijen.