Schilderij
Psalm 45:11 en 12
„Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor, en vergeet uw volk en uws vaders huis; zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder.”
Zij dient al deze zaken te leggen naast de beloften aan Abraham gedaan, naast het verbond op de Sinaï opgericht, naast de bediening der wet, naast de voorbeelden, schaduwen en voorzeggingen. Zij dient met een geheiligd oog te zien of deze dingen van elkaar verschillen en of zij daarmee overeenstemmen als het beeld met het schilderij, als de vervulling met de beloften en voorzeggingen. Zij dient op deze onwrikbare gronden een duidelijke conclusie te trekken dat in de Messias, in Zijn dood en leven, in Zijn lijden en heerlijkheid, in Zijn Koninkrijk en rijksbestuur alles vol glans en weergaloze luister uitblonk wat in de beloften, in de wet en in de profeten was uitgetekend.
Kortom, de profeet wil dat zij de Koning, de Vorst Messias zal beschouwen in het beminnelijke dat van Hem afstraalt en dat zij zal oordelen of niet alles wat aan Hem gans begeerlijk is. Hoor, en zie! Zie, is Hij niet Jehova, de Broeder, de Goël, de Losser der uitverkorenen? God met de Vader en de Heilige Geest? De Hoop en de Verwachting der vaderen? Het zaad Abrahams en Jakobs, de eerstgeborene uit Juda? De Zoon van David en de geestelijke David, de Erfgenaam van Joden en heidenen? De Broeder en Goël, de Borg en Hogepriester van Abrahams zaad, hun altaar en offerande? De Oorzaak en Springbron van algenoegzame zaligheid?
Frederik van Houten, predikant te Amsterdam (”Geestelijk huwelijksverzoek”, 1713)