Overtuiging
Psalm 45:11 en 12
„Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor, en vergeet uw volk en uws vaders huis; zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder.”
Het hield heel wat in om Israël van het geloof te overtuigen. Daarom klimt de heilige dichter trapsgewijze op, om Israël des te gemakkelijker en te zachter te overreden. Hij zegt: „Hoor!” Dit is om de zinnen bijeen te vergaderen. Het is de opwekking tot aandacht. Men wekt de toehoorders eerst op tot aandacht, wanneer er grote en zwaarwichtige zaken worden afgekondigd (Deut. 32:1; Jesaja 1:2). Christus doet het ook Zelf (Spreuken 8:6; Jesaja 55:2, 48:1 en 49:1).
Inzonderheid is dit nodig wanneer de zaken ongehoord en tegen de verwachting zijn, of wanneer iedereen aan zijn werk is. Maar het meest wanneer de toehoorders omringd zijn met een groot geschreeuw omtrent zaken van een andere aard en heel verschillende natuur. Of wanneer de nodiging ingaat tegen de begeerten van het volk. Hiervoor werd vroeger en wordt ook nu nog wel gebruikt het geluid van trommel, trompet of klok.
Maar hier wordt alleenlijk gezegd: „Hoor.” Wij moeten Israël aanmerken als overvallen met het geroep van zijn afkomst, voorrechten, erfenis en godsdienst. Vleselijk verstand aangaande de beloften van de verbonden, ceremoniële schaduwen en voorbeelden. Begeerlijkheden, eigengerechtigheid, gemak, vermaak, eer en aanzien schreeuwden luidkeels. Dit geroep werd nog onderstreept met het geschreeuw van valse leraren en van degenen die de besnijdenis en hetgeen daaraan vastzat, met Christus wilden samenvoegen. Zij wilden de wet en het Evangelie vermengen.
Frederik van Houten,
predikant te Amsterdam
(”Geestelijk huwelijksverzoek”, 1713)