De precieze inrichting van de bankenunie leidde deze week in de Tweede Kamer tot onenigheid tussen de VVD en minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën. De VVD kreeg, tegen de zin van Dijsselbloem in, een meerderheid van de Kamer achter zich met de oproep aan het kabinet om er voor te zorgen dat er een stelsel komt met ‘nationaal afgebakende fondsen’ die hooguit aan elkaar kunnen lenen met een garantie vanuit het betreffende EU-land als waarborg.

Rutte stelde vrijdag dat het onderling schuiven tussen fondsen uit landen een bijna theoretische kwestie is, omdat eerst de aandeelhouders en beleggers van een bank in de problemen fors zullen moeten bloeden en geld gaan verliezen op hun investering of belegging.

Dijsselbloem had in het Kamerdebat aangekondigd dat hij de in zijn ogen onverstandige delen uit de motie gewoon niet zal uitvoeren. Rutte stelde vrijdag dat de ‘harde grenzen’ of ‘stippellijnen’ tussen de fondsen geen principiële kwestie is. Wel is het overleg over de fondsen belangrijk om de bankenunie „nu in de grondverf te zetten”.

Transfers tussen fondsen zouden ook plaats kunnen vinden van Zuid- naar Noord-Europa in plaats van wat gevreesd wordt: alleen maar van Noord naar Zuid. „Stel er is een probleem met een Duitse of Finse bank; dan kan het ook nodig zijn om bij te springen.”

Het topoverleg in Berlijn is volgens Rutte „dienstig” als voorbereiding op overleg van de Europese ministers volgende week in Brussel. Het is de bedoeling dat de EU-regeringsleiders op 19 december definitief instemmen met de bankenunie.