Na Trente ontwaakte bij Rome zendingsbesef
LEUVEN. Heeft het concilie van Trente geleid tot hervorming van de Rooms-Katholieke Kerk? Ja, vindt prof. Robert Bireley uit Amerika. Er kwam een opleving van vroomheid, maar bovenal ontwaakte het zendingsbesef. „De protestanten zagen de zendingsopdracht als beperkt tot de apostelen.”
De nieuw ontdekte werelddelen in de zeventiende eeuw waren voor Rome aanleiding om een leger missionarissen uit te zenden, meest onder de bescherming van Spaanse en Portugese koloniale overheden. De kerk zag de zending zelfs als een compensatie van het terreinverlies als gevolg van de Reformatie.
Prof. Bireley (Chicago) was een van de slotsprekers tijdens een internationaal congres over het concilie van Trente, dat vandaag werd beëindigd. Wat na drie dagen confereren vooral duidelijk werd, is dat het laatste woord over Trente niet is gezegd. Trente betekende in ieder geval meer dan de veroordelingen van protestanten. Anderzijds maakte het ook ernst met het geestelijke gehalte van de kerk.
Volgens prof. Bireley beleefde de kerk na Trente een hausse aan pastorale boeken over heiliging en catechetisch materiaal. Er was een enorme toename van religieuze ordes, zowel voor mannen als vrouwen. Tegelijkertijd markeerde het concilie roomse standpunten ten opzichte van de Reformatie, zoals het verbod om de Heilige Schrift te interpreteren op een wijze die afweek van de „heilige moederkerk.”
Prof. Günther Wassilowsky (Linz, Oostenrijk) ontzenuwde de „mythe” van Trente als het grote anticoncilie tegen de protestanten. Zo verwierp het concilie wel het sola Scriptura, maar vanuit het motief om de Schrift niet te isoleren van de traditie. „In geen geval werden Schrift en traditie als twee onafhankelijke bronnen gezien. Trente zag de Heilige Schrift en de ongeschreven apostolische traditie als twee uitdrukkingen van het ene Evangelie.”
Wassilowsky zag zelfs overeenkomsten tussen lutherse en roomse opvattingen ten aanzien van de rechtvaardiging, vaak toch gezien als hét breekpunt tussen Rome en Reformatie. „Trente verwierp krachtig het pelagianisme. Het leerde de noodzakelijkheid van Gods genade en het onvermogen van de mens om zijn eigen verlossing te bewerken. Het verschilpunt betrof echter de kwestie dat de katholieken de rechtvaardiging niet alleen zagen als vergeving van zonden maar ook als heiliging en vernieuwing van de innerlijke mens.”
Volgens prof. Andreas Beck (Leuven-Heverlee) is er dan ook meer oecumenisch perspectief dan het op het eerste gezicht lijkt. „Het sola gratia is geen probleem bij Trente, maar er ontstaat een misverstand doordat Trente werkt met een in de middeleeuwen gangbaar geloofsbegrip, waarbij geloof exclusief gerelateerd is aan het intellect.”
Intussen blijft Trente ook moderne rooms-katholieken verdelen. Want hoe verhoudt zich Trente tot het vernieuwingsgezinde tweede Vaticaans concilie (1963-1965)? Prof. John O’Malley: „Voor de ene katholiek heeft Trente al het slechte in het leven geroepen waarvan Vaticanum II hem bevrijd heeft, voor een ander leerde Trente juist alle goede zaken waarvan Vaticanum II hem heeft beroofd. In ieder geval hebben beide concilies te maken gehad met een tijd van crisis en verandering, Trente met betrekking tot de protestanten, Vaticanum II met de moderne tijd. Beide concilies waren op verzoening gericht, maar het antwoord van Trente om elke verandering tegen te gaan kon in de twintigste eeuw niet meer worden gegeven.”