Kinderhandel in Albanië is moeilijk uit te bannen
Uit de zeven kinderen van Fatmira Bonjaku koos het oudere Italiaanse echtpaar vier jaar geleden de 3-jarige Oracio. Bonjaku had het stel nog voorgesteld haar oudste zoon te kiezen, maar de man had gezegd dat hij een jong kind wilde. Een paar weken later stuurden Fatmira Bonjaku en haar man Kujtim de kleine Oracio naar Italië, in de veronderstelling dat het echtpaar ervoor zou zorgen dat de rest van het gezin later kon volgen. Maar het beloofde geld bleef uit. Wel bracht de Italiaan twee jaar later bij een bezoek een televisie voor het gezin mee.
De familie Bonjaku woont in een twee kamers tellende hut in het westen van Albanië. Sinds de val van het communisme, dertien jaar geleden, zijn rond de 6000 kinderen in hun eentje uit Albanië naar Griekenland en Italië gestuurd, vaak onder dubieuze omstandigheden. Als ze Albanië eenmaal uit zijn, verdwijnen veel kinderen in de duistere wereld van kinderhandelaren. Niemand weet hoeveel kinderen in handen zijn gevallen van volwassenen, onder wie pooiers, die hen zonder betaling aan het werk zetten.
Ondanks de risico’s worden er nog steeds Albanese kinderen door hun ouders naar het buitenland gestuurd. Albanië is tenslotte een land vol wanhopige mensen. Bijna de helft van de 3,1 miljoen inwoners moet rondkomen van 240 lek per dag of minder (nog geen 2 euro). Zo’n 40 procent van de huishoudens heeft geen stromend water en geen kachel.
Ten tijde van het communisme verliet niemand Albanië. Nu is het heel gewoon om kinderen naar het buitenland te sturen om te bedelen, wc’s schoon te maken, autoruiten te lappen op kruispunten of wat dan ook te doen om een beetje geld te verdienen. Mensenrechtenactivisten hadden gehoopt dat het geval van Oracio, dat in de Italiaanse en de Albanese pers breed is uitgemeten, de regering ertoe zou zetten in actie te komen, maar een reactie is uitgebleven. Justitie en politie zeggen niets te kunnen doen omdat het verhaal te veel onduidelijkheden vertoont.
Een wettelijk verbod op de handel in kinderen kwam er pas nadat de Verenigde Staten twee jaar geleden met zoveel woorden hadden gedreigd de hulp aan het land stop te zetten. Dit jaar oordeelde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken dat Albanië de kinderhandel nog altijd niet afdoende bestrijdt. Maar het land doet volgens het ministerie wel zijn best.
Zamir Shtylla, een hoge ambtenaar die is belast met de bestrijding van de georganiseerde misdaad, zegt dat zijn land doet wat het kan, maar hij geeft toe dat dat niet veel is. Hoofdschuddend legt hij uit dat het vrijwel onmogelijk is om de georganiseerde misdaad te bestrijden zonder computers, apparatuur om paspoorten te screenen, goede grenscontroles en zelfs auto’s.
De 36-jarige Fatmira Bonjaku en haar twintig jaar oudere echtgenoot Kujtim leiden zelfs naar Albanese maatstaven een schamel bestaan. Omdat ze zigeuners zijn, bevinden ze zich op de onderste tree van de maatschappelijke ladder. Ze wonen in Spitalla, een sloppenwijk aan de rand van de kuststad Durres. De raamkozijnen zijn bespannen met vellen plastic. Er is geen keuken, geen badkamer, geen telefoon, geen privacy. Fatmira Bonjaku heeft tegen justitie gezegd dat ze wel legale adoptie zou hebben overwogen, als de Italiaan, Angelo Borelli, haar geld had beloofd. Uiteindelijk, vertelde ze, liet haar man zich overhalen door een tussenpersoon die hij had ontmoet toen hij wegens diefstal in de gevangenis zat.
„Mijn man was net een paard”, zegt Fatmira Bonjaku. „Hij had oogkleppen op. Hij was naïef.” Borelli betaalde 15 miljoen lire (ruim 7700 euro) aan weer een andere tussenpersoon. Toen Bonjaku besefte dat deze tussenpersoon er met al het geld vandoor was gegaan, stapte ze naar de politie, die haar man en nog drie bij de zaak betrokken personen arresteerde. Omdat Oracio al uit Albanië vertrok voordat de kinderhandel werd verboden, wordt het echtpaar Bonjaku niet vervolgd.
Wel werden in Italië de 69-jarige Borelli en zijn 57-jarige vrouw Rodio gearresteerd op verdenking van criminele contacten, illegale adoptie, het vervalsen van papieren en het meewerken aan illegale immigratie. Kujtim Bonjaku zit nog wel in de gevangenis, op verdenking van verboden wapenbezit. Zijn afwezigheid valt zijn gezin zwaar, des te meer omdat Fatmira in oktober is bevallen van haar achtste kind. Fatmira werkt als straatveegster, maar heeft momenteel zwangerschapsverlof. Het gezin moet rondkomen van 8500 lek (65 euro) per maand, inclusief kinderbijslag. Af en toe is er wat hulp van de overheid, bijvoorbeeld in de vorm van een zak meel.
Oracio bevindt zich momenteel onder de hoede van de Italiaanse kinderbescherming. Zijn moeder zou hem graag willen zien. Ze heeft vaak het verwijt te horen gekregen dat ze haar kind heeft verkocht voor een televisie en dat steekt haar. Ze ontkent dat ze haar kind heeft willen verkopen, of heeft geruild voor de televisie die ze twee jaar later kreeg.
„Als ik het kind had verkocht, zoals wordt gezegd, zou ik niet in deze situatie verkeren”, zegt ze, om zich heen wijzend. „Als ik hem had verkocht was ik nu heel rijk geweest.”