Fractiediscipline maakt soepele besluitvorming mogelijk
Klemmende vraag voor menige fractievoorzitter: hoe houd ik alle kikkers in de kruiwagen? Dankzij fractiediscipline lukt het meestal wel om iedereen binnenboord te houden. „Anders zou het onwerkbaar zijn.”
Als enige van haar fractie stemde PvdA-Kamerlid Jacobi onlangs voor een D66-motie om nog geen besluit te nemen over aanschaf van de JSF. In juni 2011 stemden haar partijgenoten Celik, Eijsink en Jadnanansing –anders dan de rest van hun fractie– tégen een verbod op de onverdoofde rituele slacht. In de tussentijd stapten de PvdA’ers Hilkens en Bonis uit de Kamer omdat ze niet konden wennen aan de strakke kaders waarbinnen ze moesten opereren.
Doorgaans echter lopen alle Kamerleden netjes langs de fractielijnen. Bij slechts 0,002 procent van de stemmingen bijvoorbeeld stemden Kamerleden anders dan hun partij (zie kader).
Dankzij fractiediscipline. Maar wat is dat eigenlijk? Onderzoeker Peter van der Heiden van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis definieert fractiediscipline als „een sterke aandrang uit een politieke groepering om mee te stemmen met een meerderheidsbesluit.” Afdwingbaar is dat namelijk niet, vult hij aan. „Meer dan een moreel appel is het niet.”
De Grondwet en het reglement van orde van de Tweede Kamer kennen namelijk geen regels die parlementariërs verplichten met hun fractie mee te stemmen. Integendeel, de Grondwet bepaalt zelfs dat Kamerleden „zonder last” moeten stemmen.
Fractiediscipline lijkt te strijden met de geest van dat artikel, stelt Van der Heiden. Het strookt wel met de letter van de bepaling. „Stemmen zonder last betekent eigenlijk dat je in de Kamer niet optreedt als iemands zaakgelastigde.”
Nare klank
Als Kamerleden afwijkend stemmen –zie kaders voor enkele dissidenten– gaat het doorgaans om zaken die niet in het verkiezingsprogramma stonden, aldus Van der Heiden. En zolang hun stem niet bepalend is voor het behalen van een meerderheid, is er ook geen man overboord.
Fractiediscipline heeft ten onrecht een nare klank, meent de Nijmeegse wetenschapper. „Je moet niet vergeten dat Kamerleden in één fractie in essentie hetzelfde denken over politieke onderwerpen. Het is daarom niet verbazingwekkend dat de leden meestal een eensluidend standpunt hebben.”
Verder is het ook goed mogelijk dat de fractiewoordvoerder op een bepaald dossier zo’n overtuigend verhaal had dat hij voor de stemmingen al zijn partijgenoten achter zich wist te scharen.
Tegelijkertijd geldt natuurlijk, weet Van der Heiden, dat politieke partijen liefst zo weinig mogelijk verdeeldheid etaleren. „Anders zoemt meteen rond dat er een crisis is, of een leiderschapsprobleem bij de fractievoorzitter.” De fractieleiding zal daarom proberen discussies intern te houden.
Slechts in bijzondere gevallen, zoals bij gevoelige ethische thema’s als abortus, euthanasie of donorregistratie, worden de teugels enigszins gevierd.
Notoire tegenstemmers
Enkele decennia terug waren de lijntjes nog niet zo strak. Al helemaal niet bij een partij als de CHU. „Die fractie van dertien personen presteerde het om drie verschillende standpunten in te nemen bij het debat over de Omroepwet”, roept Van der Heiden in herinnering.
Mensen als VVD’er Joekes (Kamerlid van 1963 tot 1989) en PvdA’er Goedhart (Kamerlid van 1945 tot 1971) waren „notoire tegenstemmers”, maar binnen hun partij heel populair. Ze keerden bij nieuwe verkiezingen lange tijd steeds weer terug op de kandidatenlijst.
Slechter liep het af met bijvoorbeeld de CDA’ers Scholten en Dijkman. Zij behoorden tot de groep van zeven zogeheten loyalisten in de CDA-fractie die in 1977 het regeerakkoord van het kabinet-Van Agt I afwezen, maar wel bereid waren het kabinet te steunen. Zij werden in 1983 wegens vergaande deloyaliteit uit de fractie gezet.
De politieke carrière van hun latere ‘opvolgers’ Ferrier en Koppejan –die tegen de gedoogconstructie van het kabinet-Rutte I met de PVV waren– was met de val van dat kabinet vorig jaar ook meteen voorbij.
Dat onderstreept het gewicht dat in Den Haag aan fractiediscipline wordt gehecht. „Zonder discipline zou het onwerkbaar zijn”, stelt Van der Heiden. Fractiediscipline is –bij regeringspartijen– noodzakelijk om de coalitie overeind te houden. „Het is een smeermiddel om voldoende steun te verzekeren voor kabinetsbesluiten die soms net afwijken van wat de coalitiepartijen eigenlijk echt willen.”
Onvoorspelbaarheid
Politieke besluitvorming heeft namelijk van weinig meer last dan van onvoorspelbaarheid over de afloop, betoogde onlangs parlementair historicus J. Th. J. van den Berg in zijn column op de website parlement.com. „Politieke effectiviteit staat of valt met de eenheid van opereren en dus het, zo nodig, doen wijken van eigen persoonlijke opvattingen voor die van de fractie.”
Opereren in „zulk een ietwat dwingende context” is niet gemakkelijk, snapt Van den Berg, „vooral niet voor iemand die (vaak terecht) denkt van een aantal kwesties verstand te hebben, maar die toch van zijn fractie geen gelijk krijgt.”
Nieuwe Kamerleden moeten daar vaak erg aan wennen. „Vandaar dat juist in de beginjaren van een mandaatsperiode Kamerleden met hun vingers tussen de wringer terechtkomen.” De genoemde Hilkens en Bonis zijn daar goede voorbeelden van.
Hun vertrek laat nog maar weer eens zien dat politieke ervaring en vakmanschap belangrijk zijn. „Dat vraagt om continuïteit waar mogelijk van het Kamerlidmaatschap”, aldus Van den Berg, „en meer zuinigheid op zittende Kamerleden.”
Dat alles geldt niet alleen voor Den Haag. „Dat is bepaald niet de enige residentie waar fractiediscipline tot kunst is verheven”, weet Van der Heiden. „Je komt dat ook tegen in Groot-Brittannië, Duitsland en in de VS. Eigenlijk overal, zeker daar waar er coalitieregeringen zijn.”
Wiegel (VVD)
De liberale prominent Wiegel was in zijn tijd als Tweede Kamerlid (1967-1977 en 1981-1982) al een notoire dissident. Maar liefst vier keer stemde hij anders dan de meerderheid van zijn fractie.
In 1969 steunden hij en zijn partijgenoot Vonhoff bijvoorbeeld als enigen van hun fractie een (verworpen) motie waarin aan de minister van Justitie werd gevraagd homobelangenorganisatie COC rechtspersoonlijkheid te verlenen. En hij behoorde in 1970 tot de minderheid van de VVD-fractie die voor afschaffing van de opkomstplicht was. Een jaar later stemde hij als een van de weinige liberalen voor het initiatiefwetsvoorstel voor de mogelijkheid van vervroeging van Prinsjesdag.
Meest berucht maakte hij zich echter pas als Eerste Kamerlid, toen hij –tijdens de zogeheten nacht van Wiegel– in 1999 als enige VVD’er tegen de wet over het correctief referendum stemde. Het wetsvoorstel behaalde daardoor geen meerderheid. Dat leidde vervolgens tot een crisis in het tweede kabinet-Kok.
Apostolou (PvdA)
De Grieks-orthodoxe Apostolou (PvdA-Kamerlid van 1989-2002) maakte zich bepaald niet populair door in 2000 om principiële redenen als enige van zijn fractie tegen het zogeheten homohuwelijk en de euthanasiewet te stemmen. Ondanks druk van partijgenoten om de fractielijn te volgen, hield Apostolou voet bij stuk. Op ultieme pogingen van toenmalig fractievoorzitter Melkert om hem toch binnenboord te houden, ging hij niet in.
„Ik denk niet dat ze me de volgende keer hoog op de kandidatenlijst zullen zetten”, vertrouwde hij destijds journalist Gerard van Westerloo toe. Hij bleek een vooruitziende blik te hebben: het einde van zijn Kamerlidmaatschap kwam in zicht.
Apostolou stemde in 1992 trouwens als een van de weinige PvdA’ers tegen het wetsvoorstel inzake uitvoering van het Verdrag van Schengen. Als enige van zijn fractie steunde hij in 1999 een motie van SP’er Van Bommel waarin om stopzetting van de NAVO-bombardementen op doelen in het toenmalige Joegoslavië werd gevraagd.
Kortenoeven (PVV)
Israëlvriend Kortenoeven (Kamerlid van 2010-2012) stemde in 2011 als enige van de PVV-fractie tegen het initiatiefwetsvoorstel van Thieme (PvdD) om de onverdoofde rituele slacht te verbieden. Van partijleider Wilders mocht Kortenoeven destijds niet toelichten waarom hij tegen het verbod had gestemd. Wel gaf hij aan dat er nog anderen in de PVV-fractie waren met grote bezwaren tegen het wetsvoorstel. Het zou gaan om De Roon, Driessen, Hernandez, Van Klaveren en Bosma. Zij zouden echter zijn gedraaid door „intimidatiepolitiek” van Wilders.
Na zijn vertrek uit de PVV-fractie halverwege vorig jaar keerde Kortenoeven zich fel tegen anti-Joodse uitlatingen van zijn voormalige collega PVV-Kamerlid Graus. Die zou antisemitisme legitimeren door te stellen dat Joden dieren ritueel martelen. Ook liet hij zich kritisch uit over het PVV-verkiezingsprogramma, waarin een verbod op de rituele slacht was opgenomen. „De eerste anti-Joodse maatregel van nazi-Duitsland was het verbieden van de rituele slacht”, aldus Kortenoeven daarover.
Van Gent (GroenLinks)
De pacifistische Van Gent –zij was tot 1991 lid van de Pacifistisch Socialistische Partij– stemde in 1999 samen met GroenLinks-Kamerlid Karimi (anders dan de rest van hun fractie) voor een motie van SP’er Van Bommel waarin om stopzetting van de NAVO-bombardementen op doelen in het toenmalige Joegoslavië werd gevraagd.
Van Gent (Kamerlid van 1998-2012) keerde zich in 2011 als enige GroenLinkser tegen de politietrainingsmissie in Kunduz, hoewel toenmalig fractieleider Sap het kabinet in ruil voor diverse toezeggingen juist steun van haar partij voor die missie had toegezegd. Van Gent oordeelde echter dat de operatie te weinig kans van slagen had. Ook vreesde ze dat de missie toch in een militaire missie zou verzanden.
De Groningse parlementariër behoorde in 2001 tot de minderheid van de gezamenlijke GroenLinksfracties in de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal die een aantekening maakte bij het wetsvoorstel waarin aan prins Willem-Alexander toestemming werd verleend voor een huwelijk met Máxima Zorreguieta.
Meeste Kamerleden hondstrouw
Fractiediscipline in Nederland is heel strak, blijkt uit een onderzoekje dat vorig jaar werd gepubliceerd op het weblog Sargasso. Ict’er Steeph analyseerde daarvoor de data van stemmingen in de Tweede Kamer in de jaren 2008 tot 2012.
In die vier jaar is ongeveer 11.000 keer gestemd. Bij de 64 hoofdelijke stemmingen gebeurde het maar 5 keer dat Kamerleden afweken van de meerderheid van hun fractie. Bij negen reguliere stemmingen telde Steeph vijftien stemverklaringen.
Uiteindelijk zijn er volgens Steeph slechts 28 afwijkende stemmen uitgebracht. „Op een totaalaantal stemmen van 11.000 keer 150 is dat maar 0,0017 procent. Verwaarloosbaar dus.”
Het trouwst aan de fractielijn bleken de fractieleden van D66, Partij voor de Dieren en SGP: zij stemden nooit afwijkend. Minst trouw zijn PvdA’ers, maar ook bij die partij lag 99,99517 procent van alle door sociaaldemocraten uitgebrachte stemmen in lijn met het officiële fractiestandpunt.