Zeeuwse trekpaardenkeuring: zit de rug er mooi op?
GOES. Er hing zaterdag een stallucht in de Zeelandhallen. Het evenementencomplex in Goes was het toneel van de Zeeuwse najaarskeuring van trekpaarden. Mooi uitgedost en netjes gekamd lieten de edele dieren zich beoordelen door een deskundige jury. Een aantal fokkers ging na afloop trots met een beker naar huis.
Het houden en fokken van trekpaarden is een „heel basale hobby”, zegt JanPaul van Hoven uit Kapelle, voorzitter van de Samenwerkende Bonden van Paardenfokkers in Zeeland. „Deze mensen hebben er alles voor over om met trekpaarden bezig te zijn. Ze zijn toegewijd. Er is hier in Zeeland nog een harde kern van liefhebbers die deze paarden daadwerkelijk op het land gebruiken.”
Sinds de landbouw na de Tweede Wereldoorlog in rap tempo werd gemechaniseerd, werden trekpaarden steeds minder ingezet. Tegenwoordig zijn de meeste fokkers pure hobbyisten.
Een voor een worden de trekpaarden in de Zeelandhallen langs de jury geleid. Ze moeten mooi staan, met hun kort afgeknipte staart en ingevlochten manen, waarin vakkundig rood-wit-blauwe koorden zijn verwerkt. Naast hun eigenaar stappen ze door het zand en lopen in draf. Alles moet mooi gelijkmatig en in evenwicht zijn. „Bij het draven moeten ze een ruime beweging laten zien, met schwung”, legt speaker Joop Hanse uit Burgh-Haamstede uit.
Wat is de charme van het trekpaard? „De uitstraling”, vertelt Van Hoven. „De enorme rust en kalmte die er van zo’n paard uitgaan. Het zijn niet voor niets koudbloedpaarden. Ze zijn ontzettend sterk en daarnaast mensvriendelijk en zeer intelligent. Je kunt ze veel dingen leren. Daardoor zijn ze uitermate geschikt als gebruikspaard op de boerderij. Ze zijn in hun element als ze aangespannen zijn.”
Trekpaardenfokker Bart van der Wekken (58) uit Kerkwerve: „Meestal heb je ze binnen drie weken voor de kar. Maar het kan ook wel eens een halfjaar duren eer ze het doorhebben. En sommige –maar dat zijn er echt weinig– leren het nooit. Het zijn wat dat betreft net mensen. Maar ze vergeten het niet als ze een keer zijn afgetuigd. Wie een trekpaard een pak slaag geeft, kweekt een angstig en schuw dier.”
Van der Wekken doet met twaalf paarden aan de keuring mee. Verheugd laat hij weten dat zojuist zijn veulen Selina van Roosjeshof een eerste prijs heeft gewonnen op de keuring.
Dit jaar zijn er op zijn boerderij vier veulens geboren, twee merries en twee hengsten, alle vier gezond. „Je bent altijd weer benieuwd hoe een boreling ter wereld komt. Is het een gaaf dier? Fokken is geen wiskundige berekening waarbij de optelsom van twee plussen altijd dubbelplus is. Je verwachtingen komen niet altijd uit.”
In tegenstelling tot de warmbloedpaardenfokkerij gaat er in de trekpaardenbranche weinig geld om. „Dit hele evenement kost 1500 euro”, zegt Van Hoven. „En de juryleden, die twee uur in de auto zitten om hier te komen, nemen als beloning genoegen met de gezamenlijke maaltijd die wij hier tussen de middag gebruiken.”
De jury bestaat vandaag uit drie heren. Zij nemen de paarden van top tot teen in ogenschouw. Is de stand van de benen mooi recht? Er mag geen been een beetje naar binnen of naar buiten steken. Ook de bovenlijn van het paard wordt beoordeeld. Zit de rug er mooi op, is die niet iets te veel doorgezakt? Het hoofd van het paard is eveneens belangrijk: zijn de oren niet te groot?
Heeft het dier genoeg behang, dat wil zeggen beharing onderaan de benen? De beenharen zijn namelijk een in het oog springend uiterlijk kenmerk van het trekpaard. Jurylid Gerard Kruders uit Ambt Delden: „Maar eigenlijk is de eerste indruk het belangrijkst. Als het paard binnenkomt zie je al in één oogopslag of het een goed trekpaard is. Het moet een robuuste uitstraling hebben en met een alerte blik de wereld inkijken.”