Commentaar: Biografen van drie Oranjevorsten verliezen verhoudingen uit het oog
Koning Willem I had vier kinderen bij een hofdame met wie hij een buitenechtelijke relatie onderhield. Koning Willem II was chantabel omdat een klein groepje radicale journalisten en politici wist dat hij de herenliefde bedreef en koning Willem III gedroeg zich somtijds horkerig.
Dat zijn de pikante details uit de nieuwe biografieën van drie 19e-eeuwse vorsten uit het Oranjehuis die vrijdag zijn gepresenteerd. In de media zijn met name deze drie punten de afgelopen dagen breed uitgemeten. Alsof dat de voornaamste wapenfeiten zijn van de drie koningen.
Biografen staan soms voor lastige keuzes. Zij worden bij hun archiefonderzoek nogal eens geconfronteerd met feiten die eigenlijk het daglicht niet kunnen verdragen. Daardoor komen er forse krassen in het fraaie beeld dat er soms van historische figuren bestaat.
Dat geldt zeker ook de leden van het Oranjehuis. Zij hebben soms een aureool van onaantastbaarheid om zich heen. Leden van het koningshuis mogen kennelijk bijna alles. De spannende vraag voor een schrijver van een eerlijke levensgeschiedenis is dan: Schrijf ik deze minpunten op of niet?
Laat helder zijn: wie een eerlijk beeld wil neerzetten moet zich niet laten verleiden tot het samenstellen van een heiligengeschiedenis. Echte fouten mogen niet worden verzwegen. Dat laatste gebeurt nogal eens binnen reformatorische kring als het gaat om levensbeschrijvingen van predikanten. Elke fout of misstap wordt dan weggemoffeld onder de zogenaamde mantel der liefde. Dat is niet terecht. Ook de Bijbel verzwijgt niet de verkeerde daden die dienaren van God hebben gedaan. Denk maar aan Davids overspel met Bathseba of de verloochening door Petrus.
Het maakt echter wel verschil hoe een biograaf de misstappen en fouten beschrijft. Doet hij dat terughoudend of met een zeker genoegen. Vandaag de dag lijkt het erop dat met een zekere graagte juist de details op het gebied van seksueel gedrag voor het voetlicht worden gehaald. Waarbij die dan ook nog eens door de media onder een vergrootglas worden gelegd.
Fouten behoeven niet verzwegen te worden. Maar ze dienen wel in proporties te worden gezien. Het gevaar van de huidige aanpak is dat alle verdiensten bedolven worden onder enkele pikante details.
Een biograaf is geroepen een eerlijk totaalbeeld te schetsen en –vooral– duidelijk te maken wat de historische betekenis is van de persoon die hij beschrijft. Want dat laatste is ook de rechtvaardiging van het feit dat iemands levensgeschiedenis wordt beschreven. Als hij of zij geen historische rol –hoe klein ook– heeft gespeeld, is er geen reden om de levensgang te boekstaven.
De christenhistoricus Van Deursen gaf biografen ooit het dringende advies om eerlijk te zijn in een levensbeschrijving, maar daarbij ook volgens het liefdegebod te handelen. Dat gold volgens hem niet alleen de behandeling van de levenden, maar ook van de overledenen. Het betekent dat feilen en falen beschreven worden, maar wel met mededogen. Dat is echt iets anders dan gnuiven over misstappen.