Buitenland

Pygmeeën vechten tegen armoede en vooroordelen

Alle zeven jaar dat zij getrouwd waren, bewaarde Yongela Bongo haar geheim voor haar man. Toen hij er toch achter kwam, schopte hij haar de straat op. De zes kinderen bleven bij hem en hij hield alle spullen.

Arnaud Zajtman (AP)
25 January 2002 20:57Gewijzigd op 13 November 2020 23:23

Wat had Bongo misdaan? Ze was geboren als een van de 160.000 pygmeeën die in Congo leven.

„Het is me gelukt mijn identiteit zeven jaar lang te verbergen, maar ik wist dat het zo zou aflopen op de dag dat mijn man het zou ontdekken”, zegt Bongo, terwijl ze gehuld in een stoffige doek in een half afgebouwde kerk zit.

Pygmeeën, die trouwens niet allemaal klein zijn, worden beschouwd als de oudste bewoners van Afrika. Om de machtiger bantoestammen te ontlopen, trokken zij zich door de eeuwen heen steeds verder terug in het oerwoud. Daar hadden zij lange tijd het rijk alleen en konden zij uitstekend leven van de jacht, die zij nog met speren, bogen en strikken beoefenden. Tot de commercie hen achterhaalde en er jagers met automatische geweren en houthakkers in het oerwoud verschenen.

Toen er in 1998 ook nog eens burgeroorlog uitbrak in Congo, werden veel pygmeeën gedwongen hun traditionele levenswijze op te geven en naar de steden te trekken, waar zij nu in bittere armoede leven en met de nek worden aangekeken. Bongo, die niet eens haar eigen kinderen mag bezoeken, woont samen met haar broer en probeert in leven te blijven door in de straten van Kinshasa, de hoofdstad van Congo, pinda’s te verkopen.

Kortgeleden hielden vertegenwoordigers van de pygmeeën een bijeenkomst aan de oever van een van de vele rivieren die door Kinshasa lopen.

De stemming is bitter. „Pygmeeën vervullen geen enkele overheidsfunctie, op welk niveau ook”, zegt Caicha W’Otshimo Osambi, een van de weinige pygmeeën die een opleiding hebben genoten en voorzitter van de pygmeeëngemeenschap in de hoofdstad. Uitsluiting van de macht komt in een land als Congo, waar stamcultuur en corruptie hoogtij vieren, gemakkelijk neer op uitsluiting buiten de hele maatschappij. Voor de pygmeeën is dat al eeuwen zo. De bantoestammen, die in Afrika de boventoon voeren, namen pygmeeën gevangen om als slaven te dienen en verkochten hen ook door naar het buitenland. „Onze Congolese broeders plachten ons aan de Arabische handelaren te verkopen”, zegt Jean-Louis Ebango. „Dus moesten we de beschaving ontvluchten.”

Om zich veiliger te voelen voor hun belagers namen de pygmeeën in het oerwoud hun toevlucht tot het traditionele geloof in magie. Ngoma Esale, een traditioneel stamhoofd en vader van zestien kinderen, is helemaal behangen met schelpen en gedroogde dierenhuiden. „Dit beschermt mij en mijn gemeenschap”, zegt hij. Maar de amuletten hebben de pygmeeën kennelijk niet kunnen beschermen tegen allerlei akelige tradities, waaronder de gewoonte om bij het overlijden van een bantoe-opperhoofd een paar pygmeeën levend met hem te begraven, opdat hij in het hiernamaals bedienden heeft. „Mijn neefje van vijf is zo begraven”, zegt Esale. „Een bantoetussenpersoon kreeg geld om een paar pygmeeënkinderen te vangen om ze levend met zijn stamhoofd te begraven.”

In 1967 heeft wijlen president Mobutu Sese Seko de pygmeeën aangespoord uit het oerwoud te komen om te helpen het land op te bouwen. Ebango vraagt zich nu af of ze er wel goed aan hebben gedaan daar gehoor aan te geven. Tien jaar later werden de pygmeeën gedwongen deel te nemen aan Mobutu’s tachtig dagen durende oorlog met rebellen in de zuidelijke provincie Katanga. „We kregen geen wapens, we gebruikten gewoon onze speren en pijlen. Honderden van onze pygmeeënbroeders zijn omgekomen”, zegt Ebango. Veel pygmeeën zijn dat niet vergeten en wachten zich wel deel te nemen aan het huidige conflict.

Maar hun leven is er niet beter op geworden. Voordat de strijd begon -een strijd waarbij zes buitenlandse legers en zeker drie rebellengroepen zijn betrokken- voorzag Ebango in zijn levensonderhoud door wild op te kopen van pygmeeënjagers en dat in Kinshasa op de markt weer te verkopen. De oorlog heeft daar een eind aan gemaakt. „Als je terugkomt uit het oerwoud, kun je de stad niet binnenkomen”, zegt hij. „De autoriteiten verdenken je er onmiddellijk van met de rebellen in contact te staan.” Zoals veel pygmeeën, werkt hij nu als bediende bij een rijke Congolese familie. Van het kleine beetje geld dat hij verdient, kan hij zijn kinderen niet eens naar school sturen. De kinderen spelen de hele dag rond een paar kleine hutjes, waar soms gezinnen van meer dan tien mensen in wonen. „Mijn voorouders zijn aan de slavernij ontsnapt en nu werk ik als bediende”, zegt hij. „Ik ben niet trots.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer