Dat concludeert radiotherapeut Maurice van der Sangen van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven na onderzoek onder 1143 patiënten waarop hij woensdag promoveerde aan de Universiteit Maastricht.

De kleinere kans op een tweede borsttumor hangt samen met het beleid om jonge vrouwen na een borstsparende operatie ook chemo- en/of hormonale therapie te geven. De mogelijkheid van immuuntherapie bij een specifieke vorm van borstkanker (HER2-positief) heeft sinds 2005 verder bij­gedragen aan de daling.

De promovendus wijst erop dat de bevindingen niet stroken met het huidige operatiebeleid. Het aandeel jonge patiënten dat een borst­sparende ingreep ondergaat, is in twee decennia afgenomen van 65 procent in 1990 tot 35 procent in 2010. Dit aandeel is onder vrouwen boven de 50 jaar wel toegenomen. „Bij chirurgen leeft nog vaak het gevoel dat een borstsparende behandeling bij jonge vrouwen met borstkanker geen veilige optie is vanwege de veronderstelde hoge kans op lokaal recidief”, stelt Van der Sangen.„De resultaten van dit onderzoek, waarin ook na 2005 behandelde patiënten zijn opgenomen, lijken dit te weerleggen. Met deze studie hopen wij die trend te kunnen keren.”

De promovendus wijst erop dat een borstsparende behandeling de vrouw minder schaadt. Het tast haar lichaamsbeeld minder aan en is beter voor haar seksualiteit. Het zou bij jonge vrouwen daarom een voor de hand liggende operatie moeten zijn, meent hij.