Ex-bestuurder erkent blunders in Irak
Amerika’s eerste ’stadhouder’ in Irak, Jay Garner, die al na enkele weken werd vervangen, heeft woensdag in een BBC-interview toegegeven dat er „ernstige fouten” zijn gemaakt in Irak. Hij nam zelf ook de verantwoordelijkheid voor enkele beslissingen die verkeerd uitpakten.
„Ik had mij na de val van het regime van Saddam Hussein meer moeten concentreren op een beter contact met de Iraakse bevolking. Bovendien hadden wij bijvoorbeeld de elektriciteitsvoorziening sneller moeten herstellen, om het vertrouwen in ons beleid te versterken. Verder hadden wij onze boodschap beter moeten verkopen. Dat gebeurde niet, met als gevolg dat de Irakezen naar de Arabische zender al-Jazeera luisterden”, aldus Garner.
Gepensioneerd luitenant-generaal Jay Garner arriveerde op 21 april in Irak. Op 12 mei werd hij vervangen door Paul Bremer. Garner zou de situatie vooral in Bagdad uit de hand hebben laten lopen, maar volgens hem werden de chaos en het plunderen in Bagdad vooral mogelijk omdat het leger weigerde meer troepen voor politiediensten beschikbaar te stellen. Hij kritiseerde Bremer, omdat die het Iraakse leger ontbond, terwijl Washington dat had willen gebruiken voor de wederopbouw van Irak.
„Door het leger te ontbinden, maakte Bremer bovendien 1 miljoen mensen brodeloos, waardoor het verzet tegen onze aanwezigheid alleen maar werd versterkt”, meende Garner. Hij wees ook op obstructie vanuit Washington die de voorbereidingen voor een succesvol bestuur van Irak hinderde. Zo kreeg Garner van minister van Defensie Donald Rumsfeld maar enkele maanden de tijd om het Amerikaanse bestuur voor Irak voor te bereiden.
Daarbij stuitte hij op een groep deskundigen binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken die zich al meer dan een jaar voorbereidde op de machtswisseling in Irak. Deze groep stond onder leiding van Tom Warrick, die Garner opnam in zijn staf. Kort voor de invasie van Irak zei Rumsfeld tegen Garner dat Warrick moest verdwijnen. Toen Garner protesteerde, beriep Rumsfeld zich op een opdracht „van zo’n hoog niveau dat ik dat niet kan negeren.” Het ministerie van Defensie weigerde woensdag elk commentaar op Garners interview.
Amerikaanse militairen in Irak hebben de vrouw en een dochter van de voortvluchtige tweede man van het verdreven Iraakse regime, Izzat Ibrahim al-Duri, gearresteerd. Al-Duri gold als rechterhand van president Hussein. Hij is volgens de Amerikanen het brein achter een reeks aanslagen tegen de coalitietroepen.
De familieleden zijn in Samarra, ten noorden van Bagdad, opgepakt. De Amerikanen waren getipt over de verblijfplaats. Volgens hen zijn er geen aanwijzingen dat al-Duri zelf in de buurt was. De Amerikanen zetten een week geleden 10 miljoen dollar op het hoofd van de voormalige nummer twee.
Al-Duri was vice-voorzitter van de Revolutionaire Commando Raad, het belangrijkste bestuursorgaan onder het oude regime.
Over de verblijfplaats van Saddam Hussein zelf is officieel nog niets bekend. De Amerikaanse generaal die belast is met de opsporing van Hussein, Odierno, verklaarde woensdag dat de ex-president zich nog steeds in Irak bevindt. Hij zou zich constant verplaatsen. Odierno zei niet over aanwijzingen te beschikken dat Hussein het Iraakse verzet tegen de buitenlandse bezetting leidt.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Straw, zei woensdag te verwachten dat het geweldsniveau zal dalen met de geleidelijke overdracht van de macht aan de Irakezen. Straw erkende dat het ontbreken van stabiliteit nog steeds een ernstig probleem is in Irak. De Amerikanen maakten op 15 november bekend dat de soevereiniteit in juni 2004 wordt overgedragen aan een Iraakse overgangsregering. Het besluit betekende echter niet het einde van de aanvallen op de coalitietroepen.
Ook de islamitische sjiieten, die in Irak in de meerderheid zijn, hebben kritiek op het plan. Volgens de leider van de Opperste Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak, Abdul Aziz al-Hakim, pleit geestelijk leider ayatollah Sistani voor een grotere rol voor het Iraakse volk.
De Amerikanen zetten intussen hun Operatie Stalen Hamer tegen verzetsstrijders voort, bedoeld om het aantal aanvallen op Amerikaanse militairen terug te dringen. Ongeveer 2000 manschappen begonnen woensdagmorgen ten zuiden van Bagdad een grootscheepse zoektocht naar wapens en munitie. De omvangrijke operatie leidde volgens een militaire woordvoerder al tot de vondst van duizenden raketgranaten, mortiergranaten en vuurwapens.