Democratie kan soms beter, maar heeft wel grenzen
Het is in de loop der jaren een gezellige traditie geworden: de presentatie van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis. De bijeenkomst, steevast in november in de oude vergaderzaal van de Tweede Kamer, heeft een hoog reüniegehalte. Een min of meer vaste groep van historici, journalisten en (oud-)politici klopt elkaar amicaal op de schouder, becommentarieert de actuele politiek, en blikt nostalgisch terug op de goeie ouwe tijd.
Geschiedenis, daar draait het om in het Jaarboek en in de happening daaromheen. Maar dan wel geschiedenis die ons helpt het heden beter te begrijpen en de ontwikkelingen te doorgronden waarvan wijzelf deel uitmaken.
Juist in dat opzicht bevatte de toespraak van Kamervoorzitter Van Miltenburg, die dinsdag het Jaarboek in ontvangst nam, een interessante analyse. Van Miltenburg trakteerde haar luisteraars op een tweetal actuele paradoxen. De eerste is dat burgers Haagse debatten tegenwoordig steeds gemakkelijker kunnen volgen, maar dat zij desondanks lang niet altijd kunnen ‘volgen’ wat zij zien en horen.
Nam de Nederlandse burger jarenlang indirect kennis van de politiek, namelijk via een handjevol journalisten dat fungeerde als de ogen en oren van het volk, tegenwoordig reikt de publieke tribune tot in elke huiskamer, betoogde Van Miltenburg dinsdag. Alle Kamerdebatten worden rechtstreeks uitgezonden. Iedereen kan ze via zijn laptop zien en horen.
Toch is het maar zeer de vraag –en daar komt de paradox– of burgers ook snappen wat ze zien. Het parlement kent immers tal van rituelen en gebruiken, bijvoorbeeld rond het indienen van moties, die voor leken onbegrijpelijk zijn. Het zou zomaar kunnen zijn dat het publiek op deze wijze „onbedoeld maar effectief wordt buitengesloten.”
Remedie van de VVD-politica: waarom proberen we debatten niet toegankelijker te maken met behulp van bijvoorbeeld ondertiteling, die gevolgde procedures uitlegt? En waarom zorgen we niet voor een ”second screen” waarop burgers de tekst van de op dat moment voorgelezen motie kunnen meelezen?
De tweede paradox is dat de mondige burger, die alle debatten precies kan volgen, tegenwoordig op allerlei manieren (e-mail, Twitter) zijn mening kenbaar kan maken, maar zich desondanks niet gehoord voelt. Juist doordat hij via internet zo dicht op de politiek zit, wil hij ook invloed uitoefenen en verwacht hij dat politici iets met zijn opmerkingen en kritiek dóén.
Ook met deze paradox wil Van Miltenburg aan de slag. Ze zou een platform willen starten waarop betrokken burgers hun kennis en opvattingen met anderen kunnen delen, waarvan parlementariërs dan vervolgens kennis kunnen nemen.
De analyse van de Kamervoorzitter is sterk. Haar poging om met deze spanningsvelden iets te gaan doen, verdient respect. Mits zij en andere Haagse politici maar blijven beseffen dat democratie ook grenzen heeft.
Zeker, de politiek moet haar eigen gebruiken aan de burger uitleggen. Maar… wederkerig heeft die burger dan ook de plicht zich terdege in te spannen om de voor hem relevante beleidsinformatie tot zich te nemen.
En zeker, in een tijd waarin vakbonden en maatschappelijk middenveld jaarlijks kracht en invloed verliezen, mag de individuele, betrokken en deskundige burger proberen politici van zijn gelijk te overtuigen. Maar… dan is het anderzijds ook de plicht van de politiek om de mondige burger te leren dat hij slechts 1 van de 17 miljoen is, dat democratie nooit kan betekenen dat zijn haan steeds victorie kraait, en dat besluitvorming in een democratische rechtsstaat haast altijd plaatsvindt in tamelijke trage besluitvormingsprocessen waarbij het sluiten van compromissen schering en inslag is.