Schorsing inzet kort geding
De christelijke gereformeerde predikant van Zeewolde heeft weinig vertrouwen in de kerkelijke rechtsgang. Hij ziet in de handelwijze van de classis Amersfoort, zo zei hij vrijdag tegen de burgerlijke rechter, parallellen met de Middeleeuwen. De classis verwijt de predikant dat hij na zijn schorsing wel in kort geding naar de burgerlijke rechter stapte, maar tot nu toe geen bezwaarschrift indiende bij de geëigende kerkelijke vergadering.
De kwestie die vrijdag voor de Zwolse voorzieningenrechter kwam, heeft een wat langere voorgeschiedenis. Ds. H. R. H. A. de Boer (1958) is sinds 1983 predikant. Hij begon in Eemdijk en nam in 1990 een beroep aan naar Harderwijk. Bij die gemeente hoorde het later zelfstandig geworden Zeewolde. Ds. De Boer werd in 1995 predikant van Zeewolde. Op een gegeven ogenblik raakten de verhoudingen in Zeewolde verstoord.
De classis besloot de predikant tijdelijk van alle ambtelijk werk binnen en buiten Zeewolde te ontheffen. Daarop ging de dominee in kort geding naar de burgerlijke rechter. Ook de particuliere synode (PS) werd erbij betrokken. Een voortgezet kort geding op 4 januari ging niet door. Ds. De Boer en diens advocaat mr. P. J. den Boef hadden namelijk vertrouwen in de afwikkeling door de PS, die zich over de tijdelijke maatregel zou buigen. Men besloot de zaak aan te houden tot na 4 februari, de datum waarop de PS vergadert.
De classis besloot op 9 januari toch de predikant te schorsen. Daarop vroeg mr. Den Boef de rechter direct een zitting te beleggen. Vrijdagochtend vroeg de advocaat of er dezelfde dag nog een uitspraak kon komen. De rechter wilde dat, om zorgvuldigheidsredenen, niet. Volgende week vrijdagmiddag spreekt hij een oordeel uit, nog voordat de PS bijeenkomt en nog voor de vervolgzitting van de classis.
Den Boef vroeg aanvankelijk opheffing van de tijdelijke maatregel, maar boog dat om, nadat de classis tot schorsing overging, tot opheffing van de schorsing. Den Boef vond het onbetamelijk om gaande de rechtsgang snel een schorsingsbesluit te nemen. Zijn cliënt zou op deze wijze wel gedwongen zijn opnieuw naar de burgerlijke rechter te stappen. De PS kan zich namelijk op 4 februari over het nieuwe besluit niet uitlaten. Hij citeerde hier Luther: „Hier sta ik, ik kan niet anders.”
Ds. De Boer merkte nog op dat er van verschillende zijden bij hem op was aangedrongen van kerkgenootschap te veranderen, „maar ik ben hier geroepen en ga bij problemen niet naar een andere kerk.”
De advocaat van de predikant zei, gelet op de handelwijze van de classis, geen enkel vertrouwen meer in de kerkelijke rechtsgang te hebben. Hij ging vervolgens uitvoerig in op de motieven voor de schorsing. „Deze schorsing dient opgeheven te worden.” Hij weersprak aan de hand van bewijsstukken alle aanklachten, variërend van ongeestelijk gedrag tot en met het buiten de boeken houden van geld.
De advocaat van de classis, mr. P. T. Pel, weigerde in te gaan op de gronden voor de schorsing, „omdat dit op de classis thuishoort.” Hij weersprak dat de beslissing van de classis in de kerkelijke rechtsgang niet op haar plaats was. „De tijdelijke maatregel was een ordemaatregel, de schorsing is de zorgvuldige kerkelijke hoofdlijn. Omdat de kerkelijke rechtsgang deugdelijk is, is de burgerlijke rechter niet bevoegd nu recht te spreken.”
Pel zag in het feit dat ds. De Boer nog geen bezwaarschrift tegen zijn schorsing had ingediend hét bewijs dat deze de kerkelijke weg niet wilde gaan.
Mr. Den Boef gaf te kennen dat het appèlschrift in concept klaar is en alsnog binnen de appèltermijn wordt ingediend. „Maar mijns inziens moet de rechter toch ingrijpen. Alles wijst erop dat de schorsing op 6 februari tot afzetting leidt. De kerkelijke rechtsgang is bovendien van dien aard, dat afzetting in de praktijk nog nooit heeft geresulteerd in herbevestiging in het ambt.” Den Boef zei het te „betreuren dat een verzoek aan de classis voor een verzoeningsgesprek is afgewezen.”
Pel hield staande dat kerkrechtelijk gezien de classis aan zet is en dat de rechter niet moet ingrijpen.