Arthur Japin kiest Casanova tot romanheld
Titel:
”Een schitterend gebrek”
Auteur: Arthur Japin
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2003
ISBN 90 295 2345 x
Pagina’s: 239
Prijs: € 17,95. Giacomo Casanova (1725-1798) roept -voorzover we zijn naam kennen- bij velen van ons vooral het beeld van een rokkenjager op, die van zijn geliefden even vluchtig geniet als van een bord macaroni. Zelf vertelt hij in zijn memoires: „het genieten van mijn zintuigen was mijn leven lang mijn belangrijkste streven; iets belangrijkers bestond voor mij toen niet. Omdat ik het gevoel had dat ik voor het andere geslacht geboren was, heb ik steeds van hen gehouden en er alles voor overgehad om hun liefde te winnen.” Het zal niet verwonderlijk zijn dat een christen met enige scepsis begint te lezen in een roman over Lucia, „het eerste liefje van Casanova.”
Arthur Japin, beroemd geworden met ”De zwarte met het witte hart”, neemt in zijn nieuwe historische roman het uitgangspunt in de memoires van Casanova. Daarin vertelt deze over zijn eerste liefde, die hem verlaten heeft. Die Lucia is de hoofdpersoon van het boek. In 1758 ontmoet Galathee de Pompignac, een prostituee annex gezelschapsdame uit de betere kringen, de chevalier De Seingalt. Tussen hen ontspint zich een discussie over liefde die doet vermoeden dat beiden door het leven zijn beschadigd en in de liefde teleurgesteld. In lange flashbacks, waarin het beeld verspringt naar het Italiaanse Rasiano, komen we te weten hoe het leven Galathee heeft gemaakt tot wie ze is.
Als 14-jarige is ze hopeloos verliefd op Giacomo Casanova; en dat is geheel wederzijds. Ze krijgen toestemming voor een huwelijk, maar als Galathee -die dan nog Lucia heet- de pokken krijgt, raakt haar gezicht zo geschonden dat ze het moeilijke besluit neemt om te doen alsof ze er met een ander vandoor gegaan is. Ze doet dit -terwijl ze weet dat ze er ongelukkig door wordt- om Giacomo de kans te geven met een ander meisje te trouwen.
Sluier
Na veel omzwervingen komt Galathee in Amsterdam terecht, waar de harde maatschappij haar weinig anders overlaat dan haar lichaam te verkopen om in leven te blijven. Haar geschonden gelaat is geen reclame en ze accepteert als prostituee dan ook alles om aan geld te komen. Maar meer nog is elke man die met haar gemeenschap heeft een versterking van haar wankele zelfvertrouwen: ze is blijkbaar toch in staat de lust van mannen op te wekken.
Op zeker moment besluit ze zich te gaan sluieren. Hoewel niet gebruikelijk, heeft het een verrassend effect. Mannen worden niet langer weerhouden door haar geschonden gelaat. Bovendien wekt haar raadselachtigheid hun begeerte op. Ze verdient al snel zo goed dat ze een kamer kan huren en elke avond slechts één vaste heer uit de betere kringen ontvangt. Een van hen brengt De Seingalt mee.
Hij raakt op haar gesteld, vertelt over zijn verleden, maar weet niet wie zij is. Zij komt er al snel achter dat hij haar jeugdliefde Casanova is. Tussen hen ontspinnen zich levendige en heftige discussies over de liefde, maar ze komen geestelijk niet tot elkaar. Waar Galathee uit haar beschadigde leven de les heeft geleerd dat het beter is liefde te geven dan te ontvangen, is het levensmotto van Casanova geworden: „Neem de liefde waar ze voor het grijpen ligt.” Hij is een pragmaticus geworden die van de vluchtige zinnelijkheid zijn doel heeft gemaakt omdat het leven hem heeft geleerd dat doorstoten naar echte liefde heel gemakkelijk geestelijke blessures kan opleveren.
Om hem op de proef te stellen, stuurt Galathee hem een brief waarin ze vertelt dat ze weet waar zijn vroegere Lucia te vinden is. Hij gaat daarheen en zij is er ook, zonder sluier! Hij schrikt van haar pokdalige gelaat en vlucht zo snel mogelijk. In een brief aan Galathee (hij weet niet dat Lucia en zij dezelfde persoon zijn) beschrijft hij Lucia als „afschrikwekkend.” Ze weet genoeg: als een van andere heren haar ten huwelijk vraagt, gaat ze -zwanger en wel- met hem naar Amerika. Met Virginia in zicht mijmert ze ten slotte: „Ik heb losgelaten, ik ben niet ten onder gegaan.”
Vervreemding
Hoewel het boek over een hoer en een rokkenjager gaat, is het opmerkelijk minder erotisch geladen dan Japins vorige boek, ”De droom van de leeuw. Terwijl het bovendien sterker van compositie is: een spannende plot, een knappe sfeertekening van de verlichte achttiende eeuw en een psychologische tekening die stof tot nadenken geeft. Het is te merken dat Japin, zoals hij zelf zegt, door de voorbereiding van een film over hedendaagse prostituees veel kennis heeft opgedaan over de motieven, ervaringen en emoties van vrouwen van lichte zeden.
Anderzijds beschrijft het boek een wereld die -gelukkig en hopelijk- ver van de gemiddelde christen afstaat. Bovendien zijn er enkele passages die ons voorstellingsvermogen meenemen naar dingen waar iemand die leeft naar Gods geboden niet naar wil en mag kijken. Dat laat, naast de psychologische herkenning, toch ook een gevoel van vervreemding achter.