Hamers zei dat er sinds 2008 al veel is gebeurd op het gebied van het versterken van de kapitaalpositie van banken, de liquiditeitseisen en het verbeteren van het risicomanagement. Dat draagt er toe bij dat de financiële stabiliteit is toegenomen en de risico’s zijn geminimaliseerd. „Cruciaal is dat we niet aan alle knoppen tegelijk gaan draaien”, benadrukte Hamers.

Hij noemde als voorbeeld dat als de eis voor de kapitaalbuffer niet naar 4 procent, maar naar 5 procent wordt verhoogd, de Nederlandse banken samen dan in het meest extreme geval 20 miljard euro extra aan kapitaal zouden moeten ophalen. Of ze zouden hun bezittingen voor honderden miljarden moeten terugbrengen, door bijvoorbeeld activiteiten te verkopen, of door de kredietverlening „zeer radicaal” in te krimpen. „Dat heeft een grote impact op de leencapaciteit van banken en dus op de reële economie”, aldus Hamers.

Hij zei verder dat het einde van de aflossing van de staatssteun (10 miljard euro) die ING tijdens de financiële crisis in 2008 en 2009 kreeg, in zicht is. Verder staat de bank er goed voor. Zo ligt de ‘leverage ratio’ (kapitaalbuffer) inmiddels op 3,9 procent, vlak onder de eis van 4 procent die het kabinet wil stellen.

ABN Amro-topman Gerrit Zalm waarschuwde voor de „enorme hoeveelheid nieuwe regelgeving”, die onder meer vanuit de Europese Unie op de financiële sector afkomt.

Topman Gerard van Olphen van SNS Reaal constateerde dat er sinds de financiële crisis veel nieuwe verantwoordelijken zijn aangetreden, niet alleen in de financiële sector, maar ook in de politiek en bij toezichthouders als De Nederlandsche Bank (DNB). Toezichthouders moeten niet alleen straffen maar ook stimuleren, zei Van Olphen en de politiek moet niet alleen blameren, maar zich ook het belang van een financiële sector voor de reële economie realiseren.