Moderne vragen over de vis en de slang
Titel:
”Gods Woord in mensentaal. Denken over het gezag van de Bijbel”
Auteur: Koert van Bekkum, Wim Houtman en Reina Wiskerke
Uitgeverij: Nederlands Dagblad, Barneveld, 2003
ISBN 90 72801 08 3
Pagina’s: 178
Prijs: € 10,-. Mag ik deze boekbespreking eens met de eindconclusie beginnen? Deze bespreking gaat over een boekje dat iets wil zeggen over het gezag van de Bijbel. De titel is: ”Gods Woord in mensentaal”. De ondertitel: ”Denken over het gezag van de Bijbel”. De inhoud van dit boekje is teleurstellend en de weg die wordt gewezen, loopt dood. Ik heb het boekje niet als verrijkend ervaren. Een bespreking ervan is daarom een goede zaak.
”Gods Woord in mensentaal” wil het denken over het gezag van de Bijbel stimuleren. Op de achterzijde worden wat vragen gesteld. „Sprak de slang in het Paradijs? Was Paulus de auteur van de Kolossenzen? Mogen homo’s trouwen?”
In de Bijbel lijkt mij het antwoord op deze vragen nogal duidelijk. Voor de auteurs van dit boekje zijn de antwoorden echter niet zo duidelijk. Ook voor een heleboel theologen uit de gereformeerde gezindte is dat helaas niet meer zo. „Op het gebied van de historiciteit wordt er in orthodox-christelijke kring meer opengelaten dan vroeger” (blz. 102). Kortom: er is volgens de schrijvers heel veel onduidelijk rond het gezag van de Bijbel. Dat lijkt de boodschap van dit kleine boekje.
Kerkgeschiedenis
Het boekje begint met ”het gezag van de Bijbel in de kerkgeschiedenis”. De Vroege Kerk, de kerk der Reformatie en ook de negentiende eeuw (Kuyper en Bavinck) komen aan de orde. Dit historisch overzicht is helaas niet sterk. De gedachte dat de gelovigen in de Vroege Kerk „aanhikten” tegen het „barbaarse karakter van veel oudtestamentische verhalen” (blz. 42) is niet juist. Het waren de ketters (Marcion, Origenes etc.) die dat deden.
Ook is het onjuist dat Calvijn heeft getwijfeld over de vraag of Petrus wel de auteur is geweest van 2 Petrus (blz. 19). Hooguit laat Calvijn er ruimte voor dat iemand de brief voor Petrus heeft opgeschreven. Het auteurschap wordt door Calvijn niet in twijfel getrokken.
En, om maar niet meer vergissingen te noemen: prof. J. van Bruggen behoort echt niet tot de bestrijders van de zogenaamde inerrancy-gedachte (blz. 36), die uitgaat van de foutloosheid van de Bijbel. Juist het tegenovergestelde is het geval. Elk jaar tekent deze hoogleraar en christen een document waarin hij de inerrancy-gedachte onderschrijft.
Waarom bieden de schrijvers van dit boekje zo’n slordig en merkwaardig overzicht van de kerkgeschiedenis? Ik denk dat ze de moderne vragen over Jona en de vis, de slang in het paradijs en de beoordeling van homoseksualiteit graag willen teruglezen in de kerkgeschiedenis. De gelovigen van vroeger tijden hebben echter niet of nauwelijks getwijfeld aan het gezag van de Bijbel. We moeten oppassen dat we onze vragen niet gaan terugprojecteren in de geschiedenis. Helaas zijn de schrijvers aan die ernstige fout mijns inziens niet ontkomen.
Theologen
In het tweede gedeelte van het boekje komen circa dertig theologen uit de gereformeerde gezindte aan het woord. Sommigen (onder anderen P. A. Siebesma en M. J. Paul) laten een duidelijk geluid horen. Siebesma bijvoorbeeld signaleert dat je met al deze vragen over het gezag van de Bijbel „al snel op een hellend vlak” terechtkomt.
De grote meerderheid van deze theologen zit echter vol met aarzelingen en twijfels. Prof. Peels „laat de mogelijkheid open dat bepaalde gedeelten in het Oude Testament niet historisch bedoeld zijn” (blz. 92). Ds. B. J. van der Graaf heeft „niet zo’n behoefte aan de naakte feiten” (blz. 94). En prof. G. G. de Kruijf vindt dat het bij Jona „niet om het historische karakter gaat” (blz. 92).
Er is dus kennelijk wel wat aan het schuiven als het gaat over het gezag van de Bijbel. Dat wordt nog eens duidelijk onderstreept als het boekje zich begeeft op het terrein van de wetenschap en de ethiek. Prof. A. L. Th. de Bruijne neigt ertoe om het bijzondere ambt voor de vrouw gesloten te houden. De Kruijf heeft zijn „energie nodig voor andere zaken.” En Peels is blij dat het niet schriftkritisch is wanneer positieve gedachten over de vrouw in het ambt worden gelanceerd. Dat Paulus in zijn brieven over de vrouw en het ambt anders spreekt, is kennelijk niet aan de orde.
Ook over homoseksualiteit wordt een en ander gesteld. Ook weer alles aarzeling en vragen wat de klok slaat. Dieptepunt zijn de uitspaken van drs. W. Dekker. „God wil dat mensen in relatie tot elkaar leven” (blz. 112). Volgens hem wil God liever dat „homo’s in een relatie van liefde en trouw leven dan dat ze ten gronde gaan” (blz. 118). Binnen de christelijke kerk komt er volgens Dekker zo ruimte voor homorelaties. En de zegening daarvan in de gemeente. Dat is dacht ik een heel andere taal dan Romeinen 1:27.
Het gezag van de Bijbel is kennelijk voor heel veel theologen in de gereformeerde gezindte niet meer onbetwist. Dit boekje is daarvan een teleurstellende en schokkende momentopname.
Derde weg
De auteurs zijn op zoek naar een derde weg. Zij willen niet het pad van de vrijzinnigheid op. Aan de andere kant willen ze ook niet uitgemaakt worden voor fundamentalisten. Men is, samen met een grote schare theologen, op zoek naar een derde weg. Een middenweg. Is er zo’n weg?
Laat ik als slot iets overschrijven uit een recent en leerzaam boek van prof. dr. J. van Bruggen. „Het hier behandelde onderwerp is van fundamentele betekenis voor de Christenheid. Wie de historische geloofwaardigheid van de canon aanvecht, zaagt de tak door waarop hij zit. Er is slechts voor een beperkte tijd de keuze tussen een confessioneel christendom en een modern bijbelkritisch christendom. Vroeg of laat blijkt deze keuze over te gaan in een keuze voor of tegen het christelijke geloof. Zonder vertrouwen in de ons gegeven geschriften van de apostelen en profeten raakt het geloof in God en in zijn Zoon Jezus Christus uit de koers en mist de haven” (”Het kompas van het christendom”, blz. 229-230).