„Tweede Wereldoorlog overschreeuwt Eerste”
ZOETERMEER. Het overkomt Jeanette Pors regelmatig: „Als je zegt dat je je met de Eerste Wereldoorlog bezighoudt, kijken mensen je schaapachtig aan: Heeft dat zin dan? Was die oorlog belangrijk voor Nederland?”
Dat was hij zeker, vindt de Tweede Kamer, die dinsdag een motie van D66-Kamerlid Bergkamp aanvaardde. Zij constateert „dat er in Nederland weinig aandacht is voor de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog en dat een brede herdenking in samenwerking met Vlaanderen zou kunnen bijdragen aan meer bekendheid met deze belangrijke fase in onze wereldgeschiedenis.” Het kabinet kreeg het verzoek om samen met Huis Doorn, waar de Duitse keizer Wilhelm II onderdak vond, de mogelijkheden te onderzoeken.
Dat het volgend jaar een eeuw geleden is dat deze oorlog uitbrak, gaat aan Nederland overigens niet ongemerkt voorbij, zegt Pors. „Er worden veel tentoonstellingen en publicaties voorbereid. Het zijn echter vaak kleine organisaties die zich ermee bezighouden. Veel plaatsen die echt iets zouden moeten doen, ondernemen niets.”
Pors is wetenschappelijk medewerker bij de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW). Ze komt er „hoofdzakelijk oudere mannen” tegen; „ik ben er een van de weinige jongeren.”
Haar interesse voor het onderwerp ontstond toen ze twee jaar geleden tijdens een stage met middelbare scholieren het oorlogsterrein bij het Belgische Ieper bezocht. „Het intrigeerde me. Er is nog veel wat niet onderzocht is.”
Na het Driestar College in Gouda studeerde Pors militaire geschiedenis. „Net als de meeste Nederlanders had ik meer interesse voor de Tweede Wereldoorlog. Die overschreeuwt de Eerste. Over de tweede oorlog kunnen stoere verhalen over verzetsdaden en militaire acties worden verteld. Tijdens de eerste oorlog wilde Nederland neutraal blijven. Maar die oorlog had wel degelijk invloed: er kwam een stroom vluchtelingen ons land binnen, en ook voor de economie had de strijd grote gevolgen. In mijn bachelorscriptie leg ik uit dat Nederland helemaal niet zo neutraal was. Later heb ik onderzoek gedaan naar de Troelstrarevolutie in 1918 en het ontstaan van de angst voor het communisme. Ik zou het toejuichen als er meer belangstelling voor die periode ontstaat.”